Bij besluit van 27 oktober 2010 heeft AFM [bedrijfsnaam] een boete opgelegd van € 30.000,- omdat [bedrijfsnaam] in drie dossiers geen dan wel onvoldoende informatie heeft ingewonnen, waardoor zij haar advies in die dossiers niet mede heeft kunnen baseren op alle benodigde informatie. Volgens AFM heeft [bedrijfsnaam] daarmee artikel 4:23, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) overtreden. Voorts heeft AFM besloten tot openbaarmaking van het besluit tot het opleggen van de boete op grond van artikel 1:97 Wft.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: voorzieningenrechter) heeft bij uitspraak van 23 december 2010 (AWB 10/4384) het verzoek van [bedrijfsnaam] om een voorlopige voorziening toegewezen, het besluit tot openbaarmaking op grond van artikel 1:97 Wft geschorst en aan deze schorsing geen termijn verbonden.
Het door [bedrijfsnaam] tegen het besluit van 27 oktober 2010 gemaakte bezwaar heeft AFM bij besluit van 25 maart 2011 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit bij bovengenoemde uitspraak (ECLI:NL:RBROT:2011:BU5317) gegrond verklaard voor zover het ziet op het besluit tot openbaarmaking als bedoeld in artikel 1:97 Wft, onder vernietiging van het besluit op bezwaar in zoverre en herroeping van het besluit van 27 oktober 2010 in zoverre, en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.
AFM heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Ook [bedrijfsnaam] heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Op dit hoger beroep, geregistreerd onder zaaknummer 11/1161, wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
Bij brief van 20 januari 2012 heeft AFM de gronden van het hoger beroep ingediend. Daarop heeft [bedrijfsnaam] bij brief van 29 februari 2012 gereageerd.
Op 24 september 2013 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Partijen zijn verschenen bij hun gemachtigden. Namens AFM zijn tevens verschenen R.E.P. van Leeuwen, M.S. Snijder en S.J.G. Janssen, allen werkzaam bij AFM. Namens [bedrijfsnaam] zijn tevens verschenen [naam 1] en [naam 2], beiden werkzaam bij [bedrijfsnaam].
Ter zitting heeft [bedrijfsnaam] het College verzocht te bepalen dat het onderzoek zal plaatshebben met gesloten deuren. Het College heeft dit verzoek afgewezen.