In 2009 heeft ACM ten behoeve van de GAW-vaststelling voorafgaand aan de regulering van de Gasaansluitdienst een afwegingskader ontwikkeld, gebaseerd op het rapport ‘Tariefregulering energiebeheer’ (Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31901, nrs. 1-2). In dit rapport geeft de Algemene Rekenkamer drie uitgangspunten waaraan een methode voor vaststelling van de GAW moet voldoen om effectieve regulering via maatstafconcurrentie mogelijk te maken. ACM heeft deze uitgangspunten als volgt geformuleerd:
• Objectiviteit: de beoogde methode behoort zich maximaal te baseren op het gebruik van objectiveerbare gegevens en minimaal op subjectieve elementen;
• Redelijkheid: netbeheerders moeten in staat zijn om via de reguleringssystematiek van
maatstafconcurrentie (niet meer en niet minder dan) het efficiënte deel van de
gestandaardiseerde kosten (voortvloeiend uit in het verleden gedane investeringen) terug te
verdienen. Enerzijds moet de methode ertoe bijdragen dat kosten voor de betreffende
wettelijke taak worden terugverdiend voor zover dat nog niet is gebeurd voorafgaand aan de
start van de regulering, anderzijds moeten afnemers niet opnieuw betalen voor kosten die al
in het verleden in tarieven zijn doorberekend;
• Vergelijkbaarheid: omdat de reguleringssystematiek is gebaseerd op maatstafconcurrentie, hetgeen betekent dat de prestaties en kosten van de netbeheerders onderling worden vergeleken, is het van belang dat de GAW’s en de afschrijvingsschema’s die worden toegepast vanaf het moment van regulering voor alle netbeheerders op dezelfde wijze worden vastgesteld.
Dit afwegingskader heeft ACM ten grondslag gelegd aan de heroverweging van de waardering van de EHD-netten. ACM sluit voor vaststelling van de start-GAW per 1 januari 2006 (opnieuw) aan bij de historische investeringen en de door Zebra en Enexis zelf in hun boekhouding gekozen afschrijvingstermijnen. Dit resulteerde in een GAW voor Enexis van € 339.238 en voor Zebra van € 44.840.596.