1.1.
Ekro heeft diepgevroren rundvlees, kalfsvlees, zonder been, bestemd voor menselijke consumptie (producten) verkocht aan een afnemer in Caïro, Egypte. Blue Water Shipping is belast met het transport. Het vlees is verpakt in plastic met etiketten en gepakt in dozen met een bandverzegeling. De dozen zijn voor vervoer geladen in twee containers. Het gaat om de volgende containers met partijen:
container GDB aantal certificaat netto
nummer nummer colli nummer gewicht
besluit 1 MNBU308522-1 15048391 1282 96643705 19361 kg
besluit 2 PONU488710-0 15048392 1289 97697718 20321 kg
Een officiële dierenarts van de NVWA heeft op 7 oktober 2014, respectievelijk 17 november 2014, per container een (veterinair) gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 79 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) afgegeven, voor de uitvoer van deze containers met producten naar Egypte. De containers zijn op verschillende data per schip vervoerd van Rotterdam naar Alexandrië, Egypte, waar zij op 27 oktober 2014, respectievelijk 9 december 2014 zijn aangekomen. De producten zijn in Egypte niet bij de daartoe bevoegde autoriteiten ten invoer aangegeven. De containers zijn in Alexandrië opgeslagen in de Alexandria International Container Terminals (Terminal). De koper heeft de producten wegens door hem gestelde financiële problemen niet afgenomen. De bij vertrek uit Nederland aangebrachte zegels van de containers zijn tijdens het verblijf van de containers in Egypte verbroken en vervangen door andere zegels. De containers met producten zijn op 26 april respectievelijk 1 mei 2015 terug verscheept naar Rotterdam waar zij op 13 mei 2015 (GDB 15048391), respectievelijk 20 mei 2015 (GDB 15048392) zijn aangekomen. Voorafgaand aan de aankomst van deze containers in Rotterdam was hierover bij de NVWA geen informatie bekend.
1.2.
Op 3 juni 2015 hebben appellanten bij verweerder de volgende documenten overgelegd:
1.2.1.
Twee zogenoemde T5-formulieren, gedateerd 2 juni 2015, voor de T5-procedure door de NVWA in geval van kanalisatie naar het bedrijf van bestemming van dierlijke producten bij invoer of wederinvoer uit derde landen, met daarop de door appellanten ingevulde informatie: “kanalisatie ingevolge art. 8 lid 4 voor de richtlijn 97/78 EG”.
1.2.2.
Twee ‘pre-arrival verklaringen’ (vooraanmeldingen), één per container, gedateerd 2 juni 2015, waarop door appellanten als bestemming van de containers is vermeld: wederinvoer.
1.2.3.
Twee kopieën van een ‘bill of lading’ (cognossement) en twee kopieën van een ‘non-negotiable waybill’ (vrachtbrieven), steeds één per container en afgegeven door de vervoerder die de betreffende container per schip heeft vervoerd van Rotterdam naar Alexandrië, respectievelijk van Alexandrië naar Rotterdam.
1.2.4.
Brief van 29 mei 2015 van Ekro met de reden voor retour als hiervoor onder 1.1. vermeld.
1.2.5.
Twee ingevulde formulieren ‘model non manipulation declaration’ voor BPR 30 retourpartijen, beweerdelijk ingevuld door of namens de ‘Terminal Manager’ van Alexandria International Containers Terminals te Alexandrië wiens naam onderaan het formulier is vermeld. Slechts één van beide formulieren is ondertekend. Beide formulieren bevatten de volgende voorgedrukte verklaringen: “I the undersigned, authorised functionary, guarantee that the products referred to in this declaration have been stored under our supervision from the date of arrival to the date of departure.” en “The above mentioned products have been stored under our supervision under the required conditions for the type of product. The products have never left the storage during the stay in our country. The products were not changed or manipulated.”
Het ondertekende formulier van GDB 15048391 is gedateerd 12 mei 2015 en bevat onder meer de volgende informatie:
Arrival date: 27-10-2014 Departure date:
Seal no. arrival: PON4932110 Seal no. departure: EG1118732
Inspected as Overdue Container on 16-12 2014 Weight: 21170.85 kgs
Het niet ondertekende formulier van GDB 15048392 is gedateerd 13 mei 2015 en bevat onder meer de volgende informatie:
Arrival date: 9-12-2014 Departure date: 26-4-2015
Seal no. arrival: PON4932071 Seal no. departure: D615659
Inspected as Overdue Container Weight: 12684 kgs
1.3.
Het verzoek van appellanten om toestemming voor wederinvoer is door verweerder beoordeeld aan de hand van de zogenoemde procedure BPR 30 Retourpartijen (BPR30-procedure). Deze procedure is gebaseerd op artikel 15 van richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (richtlijn 97/78/EG) en bepaalt hoe de NVWA de controle moet uitvoeren van een retourpartij, die wordt aangeboden om opnieuw in de EU toegelaten te worden. De BPR30-procedure bestaat uit een documentencontrole, een overeenstemmingscontrole en een materiële controle. Het verloop van deze procedure is openbaar gemaakt en via internet te raadplegen.
1.4.
Met twee (thans niet in geding zijnde) besluiten van 17 augustus 2015 heeft de NVWA de producten voor wederinvoer in de Europese Unie geweigerd op de grond dat geen non-manipulatieverklaring van de bevoegde autoriteit is ingediend als is vereist op grond van artikel 15 van richtlijn 97/78/EG in samenhang met de Warenwetregeling Veterinaire controles (derde landen) (Warenwetregeling). Appellanten hebben tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, de op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegde bestuursrechter, verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen bij uitspraak van 14 september 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:6580, waarnaar hierbij kortheidshalve wordt verwezen. De NVWA heeft vervolgens de besluiten van 17 augustus 2015 ingetrokken en nieuwe besluiten aangekondigd. Aan de intrekking is het volgende ten grondslag gelegd: ‘Aangezien het hier gaat om een partij kalfsvlees waarvoor op grond van artikel 79 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren een gezondheidscertificaat is afgegeven voor de export naar Egypte en weer terugkomt op ditzelfde gezondheidscertificaat is de grondslag voor het terugkomen van de partij gelegen in de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten en niet de Warenwetregeling Veterinaire controles (derde landen).’
1.5.
Met de twee thans in geding zijnde primaire besluiten van 18 september 2015, die elk betrekking hebben op één container met producten, heeft de NVWA, maar nu namens verweerder, de wederinvoer in de Europese Unie van de producten opnieuw geweigerd op de grond dat geen non-manipulatieverklaring van de bevoegde autoriteit is ingediend als is vereist op grond van artikel 15 van richtlijn 97/78/EG, maar nu in samenhang gelezen met de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten (Regeling). Verder is bepaald dat de besluiten in de plaats treden van de eerdere besluiten van 17 augustus 2015 en met terugwerkende kracht vanaf die datum in werking treden.
1.6.
Appellanten hebben tegen deze primaire besluiten bezwaar gemaakt. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter van het College, dat ingevolge artikel 4 van bijlage 2 bij de Awb bevoegd is te oordelen over een beroep dat is ingesteld tegen besluiten op grond van de GWWD, verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen bij uitspraak van 17 november 2015, ECLI:NL:CBB:2015:391, waarnaar hierbij kortheidshalve wordt verwezen.
2.2.
Het College heeft op verzoek van appellanten bepaald dat de beroepen versneld worden behandeld als bedoeld in artikel 8:52 van de Awb. In verband daarmee heeft verweerder toegestaan dat de in geding zijnde producten tijdens de beroepsprocedure in een koelcel in opslag mogen blijven en, anders dan eerder was bericht, niet meteen hoeven te worden vernietigd.
3. Het College overweegt als volgt.
3.2.
Ingevolge artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is het College, indien in een hem voorgelegd geschil onduidelijkheid bestaat over de uitleg van Europese regelgeving, gehouden het Hof van Justitie daarover een prejudiciële vraag te stellen indien het een prejudiciële beslissing van het Hof met een antwoord op die vraag noodzakelijk acht voor het doen van zijn uitspraak. Het College is, mede op grond van de na de heropening van het onderzoek verstrekte informatie van partijen, van oordeel dat er in dit geding geen aanleiding bestaat tot het stellen van prejudiciële vragen. Het College verwijst in dit verband naar wat hierna onder 3.6.1 en 3.8.2 wordt overwogen.
3.3.
In dit geding is de volgende regelgeving van belang.
Richtlijn 97/78/EG luidt, voor zover thans van belang, als volgt.
“Artikel 1
De lidstaten verrichten de veterinaire controles voor producten uit derde landen die op een van de in bijlage I vermelde grondgebieden worden binnengebracht overeenkomstig het bepaalde in deze richtlijn.
Artikel 2
1. Voor de toepassing van deze richtlijn gelden, voorzover nodig, de definities van artikel 2 van Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt, en van artikel 2 van Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt.
2. Voorts wordt verstaan onder:
a) „producten”: producten van dierlijke oorsprong zoals bedoeld in de Richtlijnen 89/662/EEG en 90/425/EEG, met inbegrip van bijproducten van dierlijke oorsprong die niet vallen onder bijlage II bij het Verdrag, alsmede, de in artikel 19 bedoelde plantaardige producten;
(..)
f) „partij”: een hoeveelheid producten van dezelfde aard, waarvoor dezelfde veterinaire certificaten of veterinaire documenten of dezelfde andere door de
veterinaire wetgeving voorgeschreven documenten gelden, die met hetzelfde vervoermiddel wordt vervoerd en die afkomstig is uit hetzelfde derde land of
gedeelte van een derde land;
(..)
h) „invoer”: het in het vrije verkeer brengen van producten alsmede het voornemen tot het in het vrije verkeer brengen van producten in de zin van artikel 79 van
Verordening (EEG) nr. 2913/92;
k) „bevoegde autoriteit”: de centrale autoriteit van een lidstaat die bevoegd is voor de verrichting van de veterinaire controles, of elke autoriteit waaraan de centrale autoriteit deze bevoegdheid heeft overgedragen (..)
Artikel 3
1. De lidstaten zien erop toe dat er op een van de in bijlage I vermelde grondgebieden geen partijen uit een derde land worden binnengebracht die niet de bij deze richtlijn voorgeschreven veterinaire controles ondergaan hebben. (..)
Artikel 15
1. Een lidstaat geeft toestemming voor wederinvoer van een door een derde land geweigerde partij uit de Gemeenschap afkomstige producten, indien
a) de producten vergezeld gaan van
i) het originele certificaat of een gewaarmerkt afschrift van de bevoegde autoriteit die het certificaat heeft afgegeven dat de producten begeleidt, onder vermelding van de redenen van de weigering en van de garantie dat aan de voorwaarden inzake opslag en vervoer van de producten voldaan is en waarop gepreciseerd wordt dat de betrokken producten geen bewerking hebben ondergaan;
ii) in het geval van verzegelde containers, een attest van de vervoerder waarin wordt verklaard dat de inhoud niet bewerkt of uitgeladen werd;
b) de betrokken producten een documentencontrole, een overeenstemmingscontrole en, in de in artikel 20 bedoelde gevallen, een materiële controle ondergaan;
c) de partij onder de in artikel 8, lid 4, bedoelde voorwaarden rechtstreeks teruggaat naar de inrichting van oorsprong in de lidstaat waar het certificaat is afgegeven en dat, wanneer die terugzending met vervoer door een andere lidstaat gepaard gaat, daartoe namens alle bij deze doorvoer betrokken lidstaten, vooraf toestemming is gegeven door de officiële dierenarts van de grensinspectiepost van de lidstaat waar de partij voor het eerst op een van de in bijlage I vermelde grondgebieden aankomt. (..)”
Bijlage I bij richtlijn 97/78/EG luidt, voor zover thans van belang, als volgt.
“DE IN ARTIKEL 1 BEDOELDE GRONDGEBIEDEN
(..)
10. Het Europese grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden.
(..)”
De Regeling bevat, voor zover thans van belang, de volgende bepaling.