2.4
In het verweerschrift heeft verweerder toegelicht dat degene die een aanvraag voor betalingsrechten uit de Nationale reserve voor jonge landbouwers doet, in de Gecombineerde opgave het BSN-nummer van de jonge landbouwer moet geven, zodat kan worden beoordeeld of de jonge landbouwer aan het leeftijdsvereiste voldoet. Op basis van het door appellant opgegeven BSN-nummer heeft verweerder geconcludeerd dat appellant niet voldoet aan het leeftijdsvereiste van artikel 50, tweede lid, aanhef en onder b van Verordening 1307/2013. Appellant heeft in bezwaar gesteld dat hij aan het leeftijdsvereiste voldoet en heeft hiertoe een kopie van zijn legitimatiebewijs overgelegd. Pas naar aanleiding van deze kopie is het verweerder duidelijk geworden dat appellant in de Gecombineerde opgave 2015 het verkeerde BSN-nummer heeft ingevuld. Verweerder heeft het bezwaar van appellant gekwalificeerd als een verzoek om de aanvraag met betrekking tot het BSN-nummer te wijzigen met een beroep op een kennelijke fout. Volgens verweerder is van een kennelijke fout echter geen sprake, aangezien de fout niet door een summier onderzoek van de aanvraag kenbaar is. De fout kan in dit geval immers pas voor het eerst kenbaar zijn op het moment dat verweerder de persoonsgegevens aan de hand van het opgegeven BSN-nummer ophaalt uit de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (thans: Basisregistratie Personen (BRP)) en deze persoonsgegevens vergelijkt met de persoonsgegevens zoals ingevuld in de Gecombineerde opgave. Aangezien voor de constatering van de fout een dergelijke gegevensvergelijking noodzakelijk is, is de fout niet uit de aanvraag kenbaar. Evenmin kan een dergelijke gegevensvergelijking nog als een summier onderzoek worden beschouwd, aldus verweerder.
3.2
In het werkdocument heeft de Europese Commissie over kennelijke fouten onder meer het volgende vermeld:
“(…)
Notwithstanding this provision, the Commission services would emphasise several underlying conditions that, in their view, are pertinent:
• Firstly, decisions to apply or not the “obvious error” concept depend on the overall
facts and circumstances of each individual case, and the competent authority must be
satisfied with the obvious nature of the error involved. Consequently the concept of
obvious error may not be applied in a systematic manner but should involve an
examination of each and every case individually.
In line with these underlying conditions, the Commission services provides the following
guidance:
1. As a general rule, an obvious error has to be detected from information given in the
aid application form submitted i.e. where an administrative check on the coherence
of the documents and the information submitted to support the claim (especially the
application form, supporting documents, declarations etc.) reveals such errors.
Furthermore, acceptance of such an obvious error is independent of the means by
which these checks are carried out, which may be visually, manually or
electronically.
Where Member States have installed computerised procedures to check aid
applications, cross-checks with the standing database(s) could also constitute a
coherence check if the data contained in such computerised database(s) complement,
or are an integral part of, the aid application procedure. However, in this instance,
the obvious error concept may usually be applied only if the farmer himself has
furnished the conflicting information, or if it has been furnished on his behalf. (…)
The following examples indicate some categories of irregularities that may usually be
considered as obvious errors:
a) Errors of a purely clerical nature that are obvious during a basic examination
of the claim:
- Boxes not filled in or information lacking;
- Erroneous statistical or bank code.
b) Errors detected as a result of a coherence check (contradictory information):
- Arithmetical mistakes;
- Inconsistencies between the information provided in the same aid application form (e.g. a parcel or an animal declared twice in the same claim);
- Inconsistencies between the information supporting the aid application and
the application itself (e.g. maps or passports not in agreement with details
in the application);
- Parcels declared for two types of use (e.g. dried fodder/forage, arable crops/set-aside/forage).
2. Errors detected as a result of cross-checks of aid applications with independent
databases (e.g. land registers) may not be considered automatically or systematically
as obvious errors. An error cannot be judged as obvious on the grounds that a
Member State has set up an effective system for detecting irregularities.
Nevertheless, one cannot exclude the possibility of an error being obvious, even if
the source of the information used to detect the error does not come from the farmer
himself. Furthermore, those errors caused by incorrect transcription of identification
numbers or references, which are detected during a cross-check of the application
with databases, might normally be classified as obvious errors. (…)
4. The competent authority has to be convinced that the error is genuine i.e. that the
farmer acted in good faith. There should be no possibility that fraud or dishonesty is
involved, and the onus is on the farmer in the first instance to show that there has
been an obvious error. If a farmer makes the same or a similar mistake on more than
one occasion, the scope for consideration as an obvious error becomes more
restricted.
3.3
Uit het werkdocument blijkt dat de beslissing of het al dan niet om een kennelijke fout gaat volgens de Europese Commissie afhankelijk is van alle feiten en omstandigheden in elk individueel geval. Daarom moet elk geval afzonderlijk worden onderzocht. Als algemene regel geldt dat een kennelijke fout moet worden ontdekt aan de hand van de gegevens in de steunaanvraag, dat wil zeggen wanneer dergelijke fouten aan het licht komen dankzij een administratieve controle waarbij wordt nagegaan of de tot staving van de aanvraag verstrekte documenten en gegevens (en met name de aanvraagformulieren, de bewijsstukken, verklaringen enzovoort) samenhangend zijn. Wanneer de lidstaten de steunaanvragen computermatig controleren, kan ook door gegevens te vergelijken met gegevens in dezelfde databank of in andere databanken, worden nagegaan of deze samenhangend zijn, voor zover de daarin opgeslagen gegevens de steunaanvraagprocedure aanvullen of er integraal deel van uitmaken. Een kennelijke fout kan echter alleen worden aangenomen als de landbouwer zelf de tegenstrijdige informatie heeft verstrekt of als deze namens hem is verstrekt. Het kan daarbij gaan om direct in het oog springende fouten alsmede fouten, die worden waargenomen ten gevolge van een check op de samenhang (tegenstrijdige informatie). Fouten die ontdekt worden door steunaanvragen aan een onafhankelijke databank (bijvoorbeeld een kadaster) te toetsen mogen niet automatisch of stelselmatig als kennelijke fout worden aangemerkt. Toch kan in dergelijke gevallen een erkenning als kennelijke fout niet worden uitgesloten, zelfs wanneer de voor het opsporen van de informatie gebruikte informatie niet afkomstig is van de landbouwer zelf. Verder kunnen fouten veroorzaakt door een onjuiste schriftelijke weergave van identiteitsnummers of referenties, die worden waargenomen tijdens een cross-check van de aanvraag met databanken, normaal gesproken worden aangemerkt als kennelijke fouten. Voor de Europese Commissie is voorts van groot belang dat wordt vastgesteld dat een fout onopzettelijk is gemaakt, dat de landbouwer te goeder trouw heeft gehandeld en dat ieder gevaar van bedrog wordt uitgesloten.
4.2
Het College is van oordeel dat de Gecombineerde opgave 2015 van appellant een tegenstrijdigheid bevat die bij een eenvoudige administratieve controle van de aanvraag had moeten opvallen en die wijst op een vergissing van appellant. De tegenstrijdigheid bestaat tussen enerzijds de in de rubrieken “Relatiegegevens” en “Bedrijfshoofd/bedrijfsleider” ingevulde en (allen) op appellant betrekking hebbende gegevens en anderzijds het in de rubriek “Jonge landbouwers” ingevulde BSN-nummer dat toebehoort aan een voor appellant onbekende derde. Het werkdocument staat niet eraan in de weg om een zodanige tegenstrijdigheid als een kennelijke fout aan te merken. Dat de tegenstrijdigheid pas kan worden ontdekt na het ophalen van het BSN-nummer van de jonge landbouwer uit een databank (BRP) en vergelijking met de overige door appellant in de Gecombineerde opgave ingevulde gegevens, overschrijdt, anders dan verweerder meent, niet de reikwijdte van een administratieve controle. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het raadplegen – en controleren – van de in de BRP opgenomen gegevens in dit geval (ook) noodzakelijk is, omdat verweerder ervoor heeft gekozen om het leeftijdsvereiste te controleren aan de hand van het BSN-nummer en niet van een jonge landbouwer te verlangen dat hij bij zijn aanvraag een legitimatiebewijs overlegt. Dit brengt met zich dat niet kan worden staande gehouden dat het opgeven van het onjuiste BSN-nummer geen kennelijke fout is. Dit betekent dat verweerder in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht niet de nodige kennis omtrent de relevante feiten heeft vergaard. Verweerder zal appellant alsnog in de gelegenheid moeten stellen zijn Gecombineerde opgave 2015 aan te passen.
5 Het beroep is gegrond en het College zal het bestreden besluit vernietigen. Aan de overige beroepsgronden komt het College niet toe. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Het College zal hiervoor een termijn van zes weken stellen.
6 Het College zal verweerder veroordelen in de door appellante gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).