03/4533 WVG
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen Born, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant heeft mr. Y. de Froe, werkzaam bij ARAG rechtsbijstend te Leusden, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 28 augustus 2003, reg.nr. 02/1010 WVG.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 14 september 2005, waar partijen, met voorafgaand bericht, niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Voor een weergave van de in dit geding relevante feiten, de in bezwaar en beroep van de zijde van appellant aangevoerde grieven en de ten tijde van belang toepasselijke regelgeving verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
Bij besluit op bezwaar van 10 juni 2002 heeft gedaagde gehandhaafd zijn besluit van 21 december 2001 waarbij de aanvraag van appellant tot toekenning van een vervoersvoorziening in de vorm van een tandem met hulpmotor (tandemmet) is afgewezen.
In dit geding is aan de orde de vraag of gedaagde terecht heeft geweigerd appellant in aanmerking te brengen voor een voorziening voor een tandemmet.
De rechtbank heeft die vraag in de aangevallen uitspraak bevestigend beantwoord. De Raad verenigt zich met dit oordeel en onderschrijft de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat gedaagde terecht de in de gemeentelijke Verordening voorzieningen gehandicapten neergelegde bepaling dat geen voorziening wordt toegekend indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is aan zijn weigering ten grondslag heeft gelegd, nu de door appellant gevraagde voorziening in lijn met de vaste rechtspraak van de Raad als algemeen gebruikelijk dient te worden aangemerkt. In hetgeen in hoger beroep - bij wijze van herhaling van het gestelde in eerste aanleg - is aangevoerd heeft de Raad geen aanknopingspunt gevonden om anders te oordelen dan de rechtbank.
Voor een proceskosten veroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. M.I. ’t Hooft, in tegenwoordigheid van L. Jörg als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2005.
(get.) M.I. ’t Hooft.
(get.) L. Jörg.
HE2795