07/6946 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 16 november 2007, 07/517 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland (hierna: College)
Datum uitspraak: 15 september 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. F.A. van den Berg, advocaat te Middelburg, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2009. Appellante is niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door W.A. van Ballegooijen, werkzaam bij de gemeente Schouwen-Duiveland.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante heeft een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor zwemlessen ten behoeve van haar zoon Arran in verband met zijn sociale activering.
1.2. Bij besluit van 12 januari 2007 heeft het College de aanvraag van appellante afgewezen op de grond dat zwemlessen algemeen gebruikelijk zijn te achten voor kinderen van de leeftijd van de zoon van appellante.
1.3. Bij besluit van 27 april 2007 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 12 januari 2007 ongegrond verklaard.
2. Bij aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 27 april 2007 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het College niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2. Volgens vaste rechtspraak van de Raad, zie onder meer de uitspraak van 24 april 2007, LJN BA4282, dient bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB eerst te worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen. Vervolgens dient te worden beoordeeld of die kosten in het individuele geval noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden. Tenslotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, op welk punt het College ingevolge genoemde bepaling een zekere beoordelingsvrijheid heeft.
4.3. Het College heeft zich, zoals reeds volgt uit het besluit van 27 april 2007 en is herhaald ter zitting, op het standpunt gesteld dat de kosten van de zwemlessen van Arran dienen te worden voldaan uit de bijstandsnorm, omdat het reguliere kosten betreft. Gelet op de beoordelingsvrijheid van het College op dit punt is uitsluitend in geschil of het College in redelijkheid tot die conclusie heeft kunnen komen.
4.4. De Raad begrijpt het College aldus, dat reguliere kosten voor zwemlessen dienen te worden voldaan uit de bijstandsnorm, ook wanneer - zoals in het geval van Arran - er een medische indicatie bestaat voor het nemen van zwemlessen. Voor bijzondere bijstand komt men pas in aanmerking als uit bijzondere individuele omstandigheden zou voortvloeien dat meerkosten worden gemaakt. Daarvan is bijvoorbeeld sprake indien extra lessen en/of begeleiding noodzakelijk zijn. Die situatie doet zich niet voor. De Raad is dan ook van oordeel dat het College in redelijkheid tot afwijzing van de gevraagde bijzondere bijstand heeft kunnen komen.
4.5. Gelet op het voorgaande komt de aangevallen uitspraak, zij het met verbetering van gronden, voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 september 2009.
(get.) R.H.M. Roelofs.
(get.) R.L.G. Boot.
RB