Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet, in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 3 september 2012, 11/1232 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Zitting heeft: T.G.M. Simons
Griffier: D.W.M. Kaldenhoven
Ter zitting is niemand verschenen.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 6 februari 2013 heeft de Raad het namens appellant door mr. S.T. Dieters, advocaat, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard omdat de gronden van het hoger beroep niet tijdig zijn ingediend.
De Raad is van oordeel dat met het door mr. Dieters bij het verzetschrift gevoegde rapport betreffende de opmaak en verzending (een schermprint) niet aannemelijk is gemaakt dat verzending van de gronden van het hoger beroep daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Uit het rapport blijkt niet meer dan dat de definitieve opmaak van een document met de aanduiding “gronden CRvB 121106” heeft plaatsgevonden. Dat het document vervolgens ter verzending is aangeboden blijkt daaruit dus niet.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.