Ten aanzien van de, door appellante bestreden, bevoegdheid van de controleurs van SV Land tot het houden van toezicht op de naleving van artikel 1.5 van de Wsf 2000 wordt het volgende overwogen.
4.2.1.
Appellante heeft aangevoerd dat in artikel 9.1a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsf 2000, is bepaald dat de minister een aanwijzingsbesluit dient te nemen, terwijl in dit geval de staatssecretaris dat besluit heeft genomen. Deze niet verder onderbouwde stelling treft geen doel. Het enkele gegeven dat in artikel 9.1a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsf 2000 aan de minister de bevoegdheid wordt verleend ambtenaren en andere personen aan te wijzen, brengt, gelet op de (mogelijkheid van) taakverdeling tussen minister en staatssecretaris, zoals voorzien in artikel 46, tweede lid, van de Grondwet en mede gelet op Aanwijzing 77 onder 2 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Circulaire van de Minister President van 18 november 1992, Stcrt. 1992, 230), niet mee dat de staatssecretaris niet bevoegd was het aanwijzingsbesluit te nemen.
4.2.3.
Ten aanzien van appellantes betoog dat slechts personen binnen het publieke domein kunnen worden belast met het toezicht op de naleving van artikel 1.5 van de Wsf 2000, wordt het volgende overwogen.
4.2.4.1. De bevoegdheid om toezichthouders aan te wijzen moet, ingevolge artikel 5:11 van de Awb, zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 5:11 van de Awb volgt dat toezichthoudende bevoegdheden ook aan niet-ambtenaren kunnen worden verleend, zij het dat daarmee terughoudend moet worden omgegaan. Als algemene regel geldt dat naarmate de wettelijke voorschriften waarop moet worden toegezien van groter maatschappelijk gewicht en belang zijn, particulier toezicht minder in aanmerking komt. Toezichthouders kunnen voorts zowel individueel als categoraal worden aangewezen (Kamerstukken II, 1993-1994, 23 700, nr. 3, blz. 139 en Kamerstukken II, 1994-1995, 23 700, nr. 5, blz. 77).
4.2.4.2. In de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet van 17 november 2011 (Stb. 2011, 579) tot Wijziging van de Wsf 2000 in verband met het treffen van diverse maatregelen ter bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een uitwonendenbeurs wordt beschreven dat de afdeling Handhaving en Inspectie van DUO niet over voldoende expertise, ervaring en mankracht beschikt om de benodigde fysieke adrescontroles uit te voeren. Daarom zullen deze controles worden uitgevoerd door ambtenaren van gemeenten, en daarnaast door andere - door de minister aangewezen - personen en ambtenaren die daarvoor de nodige expertise, ervaring en mankracht hebben (Kamerstukken II, 2010-2011, 32 770, nr. 3, blz. 6-8,
12-14, 17-18). In de brief van 28 februari 2011 (Kamerstukken II, 2010-2011, 24 724, nr. 95, blz. 5) wordt door de staatssecretaris te kennen gegeven dat, om een landelijke dekking van huisbezoeken compleet te kunnen maken, samenwerking met derde (particuliere) partijen overwogen wordt. In de eindrapportage over het Actieplan misbruik uitwonendenbeurs van
15 maart 2012 (Kamerstukken II, 2011-2012, 24 724, nr. 100, blz. 6) wordt vermeld dat voor de adrescontroles overeenkomsten zullen worden gesloten met derde (particuliere) partijen om een voldoende landelijke controlecapaciteit te kunnen realiseren. Het voorgaande voert tot de conclusie dat de wetgever met andere personen in artikel 9.1a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsf 2000 ook het oog heeft gehad op personen werkzaam bij private bedrijven.
4.2.4.3. In de geschiedenis van de totstandkoming van de met ingang van 10 december 2011 geldende nieuwe wettelijke bepalingen op het gebied van de uitwonendenfinanciering wordt verder vermeld dat in geval van aanwijzing van toezichthouders met toepassing van artikel 9.1a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsf 2000 er goede bestuurlijke afspraken moeten worden gemaakt waarin de sturingsrelatie met de minister wordt vastgelegd en waarin ook onderwerpen zoals de informatie-uitwisseling en de bevoegdheden van de controleurs goed geborgd zijn (Kamerstukken II, 2010-2011, 32 770, nr. 3, blz. 8). De sturing van de minister is in de praktijk vormgegeven door middel van de met de controlerende partijen gesloten overeenkomsten adrescontrole, de DUO-richtlijnen voor controleurs, de brochure “Huisbezoeken uitwonende studenten, Informatie voor controleurs”, een standaardmodel voor het door de controleurs op te maken rapport en verschillende gestandaardiseerde formulieren voor het vastleggen van de resultaten van de te verrichten adrescontrole. Uit de gesloten overeenkomsten en de DUO-richtlijnen blijkt duidelijk dat, conform het bepaalde in Kamerstukken I, 2011-2012, 32 770, C, de (particuliere) toezichthouders uitvoerend zijn en functioneren op basis van de persoonsidentificerende gegevens aangeleverd door DUO. DUO bepaalt welke personen met een uitwonendenbeurs voor een onderzoek in aanmerking komen en levert op basis daarvan, alsmede op basis van klikmeldingen, aan de toezichthouders te controleren adressen van studerenden aan. In de DUO-richtlijnen wordt voorts nadere invulling aan de opdracht van DUO gegeven. Zo wordt omschreven welke gegevens de controleurs moeten controleren voorafgaand aan het huisbezoek en welke richtlijnen voor de controleurs gelden bij de uitvoering van de huisbezoeken.
4.2.4.4. Dat de Raad in zijn uitspraak van 16 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2947 (bijstandsuitspraak) heeft geoordeeld dat de medewerkers van SV Land niet bevoegd waren tot het door hen in die zaken verrichte onderzoek, betekent, anders dan appellante meent, niet dat de Raad in de onderhavige zaak tot eenzelfde oordeel zou moeten komen. In de bijstandsuitspraak is bepaald dat het de gemeente, ingevolge de tekst en wetsgeschiedenis van artikel 7, vierde lid, van de Wet werk en bijstand (WWB), bezien in samenhang met de wetsgeschiedenis van de Wet Suwi, verboden is de kerntaken van de uitvoering van de WWB uit te besteden aan private bedrijven. Artikel 9.1a van de Wsf 2000, en de daarbij horende geschiedenis van de totstandkoming, geeft daarentegen een positieve wettelijke grondslag voor het door - personen werkzaam bij - private bedrijven verrichten van onderzoek naar het recht op een uitwonendenbeurs door middel van een controle op de naleving van artikel 1.5 van de Wsf 2000. Voorts zijn de medewerkers van SV Land bij de controle op de naleving van artikel 1.5 van de Wsf 2000, anders dan in de bijstandsuitspraak het geval was, niet werkzaam op basis van een ‘no cure no pay’-overeenkomst. In de met SV Land gesloten overeenkomst adrescontrole studiefinanciering is bepaald dat er een vast bedrag per dossier betaald wordt. Hierdoor wordt voorkomen dat bij de uitkomst van de uitvoering van de publieke taak een financieel belang bestaat. Een derde verschilpunt is dat de medewerkers van SV Land bij de adrescontrole in het kader van de Wsf 2000, gelet ook op de in 4.2.4.3 genoemde sturing, minder zelfstandig invulling kunnen geven aan hun onderzoek. Er is meer regie van de zijde van de minister, onder meer door de afspraken in de overeenkomst adrescontrole studiefinanciering en de DUO-richtlijnen voor controleurs.
4.2.5.
De Raad komt, gelet op wat onder 4.2.4.1 tot en met 4.2.4.4 is overwogen tot de conclusie dat artikel 9.1a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsf 2000 in verbinding met artikel 5:11 van de Awb, en de bij die bepalingen horende wetsgeschiedenis, bezien in samenhang met de in de praktijk gegeven sturing door de minister aan de controleurs en de afwezigheid van een commercieel belang bij het resultaat van de controle door de gekozen bezoldigingsafspraken, een voldoende wettelijke grondslag biedt om werknemers van een private partij als SV Land te belasten met het toezicht op de naleving van artikel 1.5 van de Wsf 2000. Dit betekent dat de minister een besluit tot herziening van de uitwonendenbeurs in een thuiswonendenbeurs in beginsel mag baseren op de resultaten van een huisbezoek dat is verricht door deze personen.