1.1.
Appellant is werkzaam geweest in dienst van [naam B.V.] ( [B.V.] ). Op 31 december 2011 is [B.V.] in staat van faillissement verklaard. De curator heeft op 2 februari 2012 de tussen appellant en [B.V.] bestaande arbeidsovereenkomst opgezegd. Op 10 februari 2012 heeft appellant bij het Uwv een aanvraag ingediend voor overname van de loonbetalingsverplichtingen van [B.V.] .
2.1.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het besluit van
21 maart 2012 herroepen, beide voor zover daarbij is geweigerd om appellant een telefoonkostenvergoeding van € 495,- toe te kennen. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat appellant een telefoonkostenvergoeding van € 495,- wordt toegekend en dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit, een en ander met een bepaling over de vergoeding van griffierecht.
2.2.
Met betrekking tot de bonus afsluitprovisie over 2011 heeft de rechtbank geoordeeld dat deze vordering niet voor overname op basis van hoofdstuk IV van de WW in aanmerking komt omdat deze niet duidelijk aanwijsbaar, niet voldoende concreet en aan gerede twijfel onderhevig is. Daartoe heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het volgende overwogen, waarbij appellant als eiser en het Uwv als verweerder is aangeduid:
5. Niet in geschil is dat het recht op een bonus afsluitprovisie 2011 als volgt wordt bepaald. Als uitgangspunt geldt het totaalbedrag dat aan provisie is ontvangen voor door eiser in 2011 afgesloten polissen. Daarop strekken in mindering de provisiebedragen van de nadien geroyeerde polissen van 2011 en van voorgaande kalenderjaren alsmede het zogenaamde inverdienbedrag, dat voor eiser op € 84.000,00 is vastgesteld. De bonus afsluitprovisie 2011 bedraagt 20% van het restantbedrag.
6. [B.V.] heeft een gespecificeerde opgave gedaan van de door eiser in 2011 afgesloten polissen met een totaalbedrag aan provisie van € 87.124,79. Daarbij heeft [B.V.] aangegeven welke polissen nadien zijn geroyeerd, resulterend in een verlaagd provisiebedrag van € 74.061,88. Voorts heeft [B.V.] te kennen gegeven dat de “ontvangen bonus 2010” € 130.021,00 bedraagt en de “huidige stand bonus 2010” € 107.172,65. Het bedrag aan royementen over 2010 bedraagt volgens [B.V.] € 22.848,35 (€ 130.021,00 -
€ 107.172,65) en over de kalenderjaren tot en met 2009 € 2.040,97. Dan resteert een bedrag van € 49.172,56 (€ 74.061,88 - € 22.848,35 - € 2.040,97), dat lager is dan het inverdienbedrag van € 84.000,00, zodat eiser volgens [B.V.] geen recht heeft op een bonus afsluitprovisie 2011.
7. De berekening van [B.V.] op zichzelf is niet in geschil. Eiser betwist echter de door [B.V.] opgenomen provisiebedragen. Volgens eiser bedraagt het provisiebedrag over 2011 € 130.021,00. Daarvoor verwijst hij allereerst naar een schermprint die eiser op 25 januari 2012 heeft gemaakt, waarbij dat bedrag is ingevuld bij het veld “Bonus vorig jaar”, hetgeen volgens eiser gelet op de datum van de uitdraai moet zien op 2011.
8. Verweerder heeft dienaangaande navraag gedaan bij [B.V.] . Volgens [B.V.] zijn de gegevens in 2012 niet meer bijgewerkt. In de rubriek “bonus vorig jaar” staat derhalve de bonus voorafgaande aan het jaar 2011, oftewel 2010. Dat strookt met de vermelding van het bedrag van € 130.021,00 als “ontvangen bonus 2010” op het onder rechtsoverweging 6. aangehaalde overzicht van [B.V.] . Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat aan de schermprint niet die waarde kan worden gehecht die eiser daaraan wenst toe te kennen.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt gehandhaafd dat het bedrag van
€ 130.021,-, dat op de schermprint van 25 januari 2012 staat vermeld bij het veld “Bonus vorig jaar”, het provisiebedrag over 2011 betreft. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant een verklaring van [naam salesmanager] , destijds salesmanager bij [B.V.] , van 15 oktober 2013 overgelegd. In deze verklaring vermeldt [naam salesmanager] “dat hij op 15-01-12 de personeelskaart van [appellant] met alle relevante gegevens heeft bijgewerkt.” Volgens appellant was [naam salesmanager] volledig op de hoogte van de bonusregeling afsluitprovisie. Gelet op deze verklaring is appellant van mening dat zijn vordering tot overname van de bonus afsluitprovisie 2011 alsnog moet worden gehonoreerd.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bonus afsluitprovisie 2011 wordt onderschreven evenals de overwegingen die de rechtbank tot dat oordeel hebben geleid. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. De verklaring van [naam salesmanager] is in algemene bewoordingen gesteld. Daaruit blijkt niet dat het op de schermprint van 25 januari 2012 bij het veld “Bonus vorig jaar” vermelde bedrag van
€ 130.021,- door hem is bijgewerkt en dat dat bedrag het provisiebedrag over 2011 is. Dat zou ook in tegenspraak zijn met hetgeen [naam controller] , destijds controller bij [B.V.] , namens [B.V.] op 21 augustus 2012 tegenover het Uwv heeft verklaard, namelijk dat de gegevens in januari 2012 niet meer zijn bijgewerkt en dat bij het vakje “bonus vorig jaar” het bedrag over 2010 staat vermeld. Bovendien stemt het in de schermprint van
25 januari 2012 bij ’Bonus vorig jaar’ vermelde bedrag van € 130.021,- overeen met de door [B.V.] aan het Uwv verstrekte gespecificeerde opgave van de door appellant afgesloten polissen, waar bij appellant onder de kolom “ontvangen bonus 2010” exact hetzelfde bedrag staat vermeld.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, voor zover aangevochten.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.