Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:CRVB:2016:363

Centrale Raad van Beroep
29-01-2016
02-02-2016
14/4189 ZW
Socialezekerheidsrecht
Hoger beroep

Beëindiging ZW-uitkering. Geschiktheid voor één van de in het kader van de WIA-beoordeling geduide functies. Voldoende zorgvuldig medisch onderzoek. Geen twijfel juistheid van de vastgestelde belastbaarheid.

Rechtspraak.nl
SZR-Updates.nl 2016-0085

Uitspraak

14/4189 ZW

Datum uitspraak: 29 januari 2016

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 juni 2014, 13/6530 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. drs. G.A.S. Maduro, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Appellante heeft nadere medische stukken ingediend, waarop door het Uwv bij brief van

18 december 2015 is gereageerd.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 december 2015. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. drs. Maduro. Het Uwv heeft zich, zoals aangekondigd, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellante is laatstelijk werkzaam geweest als schoonmaakster voor 32,5 uur per week. In 2007 is zij betrokken geweest bij een kop-staartbotsing. Ondanks de door haar nadien ervaren klachten van nek en schouders en overgevoeligheid voor licht en geluid heeft zij zich niet ziek gemeld. Zij is op 21 mei 2010 uitgevallen met nek- en schouderklachten. Bij besluit van 2 april 2012 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellante met ingang van 18 mei 2012 geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit berust op het standpunt dat appellante, rekening houdende met haar beperkingen zoals vastgesteld door de verzekeringsarts en neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 12 maart 2012, geschikt is voor de functies van medewerkster kleding, wikkelaar/samensteller elektronische apparatuur en huishoudelijk medewerkster. Appellante heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddel aangewend.

1.2.

Per 17 juni 2013 heeft appellante zich, vanuit de situatie waarin zij een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet, ziek gemeld met nek-, schouder- en hoofdpijn, last van duizeligheid en overgevoeligheid voor licht en geluid. Zij heeft op 30 juli 2013 het spreekuur van een verzekeringsarts bezocht. De verzekeringsarts heeft in zijn rapport van 30 juli 2013 geconcludeerd dat appellantes belastbaarheid niet wezenlijk anders is dan ten tijde van het laatstelijk, in het kader van de WIA-beoordeling, verrichte onderzoek en dat de in dat kader geduide functies daarom nog passend zijn. Bij besluit van 30 juli 2013 heeft het Uwv de uitkering van appellante op grond van de Ziektewet (ZW) met ingang van 31 juli 2013 beëindigd.

1.3.

Bij besluit van 10 september 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 30 juli 2013 ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 9 september 2013 ten grondslag.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3.1.

Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de juistheid van het medisch oordeel van de artsen van het Uwv heeft onderschreven. De artsen van het Uwv hebben haar klachten, waaronder haar psychische klachten, onderschat. Voorts heeft de rechtbank haar ten onrechte in staat geacht om de geduide functies te verrichten. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante nadere medische stukken ingediend.

3.2.

Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Ingevolge artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek recht op ziekengeld. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid. Deze regel lijdt in dit geval in zoverre uitzondering dat, wanneer de verzekerde na gedurende de maximumtermijn ziekengeld te hebben ontvangen blijvend ongeschikt is voor zijn oude werk en niet in enig werk heeft hervat, als maatstaf geldt gangbare arbeid, zoals die nader is geconcretiseerd bij de beoordeling van zijn aanspraak op een WIA-uitkering. Daarbij is het voldoende indien de hersteldverklaring wordt gedragen door ten minste één van de geselecteerde functies.

4.2.

Het besluit waarbij appellante per 18 mei 2012 niet in aanmerking is gebracht voor een uitkering op grond van de Wet WIA, staat, nu daar geen rechtsmiddel tegen is aangewend, in rechte vast. Dat betekent dat van de destijds geduide functies dient te worden uitgegaan.

4.3.

Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het onderzoek van de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een eigen onderzoek en dossierstudie verricht. Hij heeft acht geslagen op de klachten van appellante en ook de aanwezige informatie van derden bij zijn beoordeling betrokken. Voorts heeft deze arts in beroep, in zijn rapporten van 28 oktober 2013 en 6 november 2013, gereageerd op de aangevoerde gronden en ingediende medische informatie. Voorts wordt het oordeel van de rechtbank onderschreven dat geen aanleiding bestaat de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid in twijfel te trekken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten inzichtelijk gemotiveerd waarom geen aanleiding bestaat appellante per datum in geding, rekening houdende met haar beperkingen die naar het oordeel van deze arts ten opzichte van de WIA-beoordeling niet zijn toegenomen, ongeschikt te achten voor haar arbeid. Gelet op de inzichtelijk gemotiveerde reacties van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de door appellante ingediende medische informatie, wordt geen aanleiding gezien om aan te nemen dat de klachten van appellante zijn onderschat of dat de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep anderszins onjuist is.

4.4.

Nu in hoger beroep geen medische informatie is overgelegd waaruit blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep per de datum in geding van een onjuiste medische belastbaarheid is uitgegaan wordt geen aanleiding gezien anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan.

4.5.

Uit wat in 4.1 tot en met 4.4 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris als voorzitter, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2016.

(getekend) A.I. van der Kris

(getekend) J.W.L. van der Loo

UM

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.