Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:CRVB:2017:1850

Centrale Raad van Beroep
12-05-2017
23-05-2017
15/4563 WIA
Socialezekerheidsrecht
Hoger beroep

Verkorte wachttijd. Onomkeerbare situatie.

Rechtspraak.nl
RSV 2017/129
USZ 2017/297
SZR-Updates.nl 2017-0131

Uitspraak

15/4563 WIA

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 6 mei 2015, 14/4305 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

[werkneemster] (werkneemster)

Datum uitspraak: 12 mei 2017

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. R.M.A. Lensen, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Appellante heeft nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2017. Namens appellante is verschenen K.J. Smael, bijgestaan door mr. Lensen. Werkneemster is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.L. Clemens.

OVERWEGINGEN

1.1.

Op 13 december 2012 is werkneemster, laatstelijk werkzaam als thuishulp A, uitgevallen met fysieke klachten. Werkneemster heeft op 23 december 2013 een aanvraag ingediend voor een IVA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) na een verkorte wachttijd als bedoeld in artikel 23, zesde lid, van de Wet WIA, omdat sprake zou zijn van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Bij haar aanvraag heeft zij informatie van longarts M.A. Smits-Zwinkels van 14 maart 2013 gevoegd en een verklaring van de bedrijfsarts van 10 december 2013. De longarts heeft verklaard dat bij werkneemster sprake is van een zeer ernstig COPD GOLD IV gecompliceerd door cor pulmonale. Zij heeft al drie keer een decompensatie cordis doorgemaakt. Deze aandoening heeft op termijn een infauste prognose. In verband met de ernst van de situatie is evaluatie voor longtransplantatie geïndiceerd. De bedrijfsarts heeft verklaard dat sprake is van een progressief ziektebeeld zonder behandelingsmogelijkheden gericht op herstel van ziekteverschijnselen of herstel van functioneren.

1.2.

Bij besluit van 7 februari 2014 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen, onder verwijzing naar de bevindingen en conclusies van een verzekeringsarts van het Uwv. In een rapport van 22 januari 2014 heeft de verzekeringsarts uiteengezet dat bij werkneemster sprake is van een ernstig ziektebeeld, waarbij de door de bedrijfsarts opgestelde belastbaarheid nu al niet meer van toepassing is. Werkneemster is aangewezen op een werkomgeving met weinig longprikkelende omstandigheden. Tevens dient rekening gehouden te worden met een sterk verminderd energetisch niveau, en zijn fysieke belastingen niet mogelijk. De verzekeringsarts acht verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks te verwachten maar niet uitgesloten, omdat werkneemster waarschijnlijk wel in aanmerking komt voor een longtransplantatie.

1.3.

Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 7 februari 2014. Zij heeft gesteld dat geen sprake is geweest van een deugdelijk onderzoek. De verzekeringsarts heeft het protocol COPD niet toegepast, heeft geen lichamelijk onderzoek gedaan en heeft geen informatie van derden ingewonnen. Verder heeft de verzekeringsarts niet onderzocht of werkneemster wel in aanmerking komt voor een longtransplantatie. Tijdens de hoorzitting op 4 juni 2014 heeft appellante naar voren gebracht dat de wachttijd voor een longtransplantatie zes jaar is en dat werkneemster tegen die tijd niet eens meer in aanmerking komt voor een transplantatie, gezien haar leeftijd.

1.4.

De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 18 juni 2014 te kennen gegeven dat niet is gebleken dat werkneemster definitief is afgewezen voor transplantatie. Zolang de optie van longtransplantatie er nog is bestaat er voor werkneemster een kans op verbetering van haar functionele mogelijkheden. Bij besluit van 23 juni 2014 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.

2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien de conclusies van de verzekeringsartsen aangaande een niet uit te sluiten verbetering van de belastbaarheid van werkneemster voor onjuist te houden. Daarbij heeft rechtbank van belang geacht dat werkneemster in aanmerking kan komen voor een longtransplantatie. Hoewel de kans dat daadwerkelijk een longtransplantatie gaat plaatsvinden gering is en hoewel bij een dergelijke transplantatie de kans op enig herstel zeer gering zal zijn, kan niet worden gezegd dat voor werkneemster enige kans op herstel van de functionele mogelijkheden is uitgesloten.

3.1.

Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat voor werkneemster herstel van de functionele mogelijkheden niet is uitgesloten in verband met de kans op een longtransplantatie. Appellante heeft gesteld dat werkneemster, gelet op de aangescherpte eisen in het kader van de wachtlijsten voor longtransplantaties, niet in aanmerking zal worden gebracht voor een transplantatie. Het Uwv heeft zich ten onrechte gebaseerd op de louter theoretische mogelijkheid van een longtransplantatie.

3.2.

Het Uwv heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat slechts in een onomkeerbare situatie sprake kan zijn van een verkorte wachttijd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich mogen baseren op de brief van longarts Smits-Zwinkels van

14 maart 2013. Zolang de optie van een longtransplantatie nog bestaat is er voor werkneemster kans op verbetering van haar functionele mogelijkheden en is niet voldaan aan de strikte eisen voor een verkorte wachttijd.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Tussen partijen is in geschil of het Uwv terecht en op goede gronden de aanvraag van werkneemster om een uitkering op grond van de Wet WIA na een verkorte wachttijd heeft afgewezen.

4.2.

Uitgangspunt is dat slechts in een onomkeerbare situatie sprake kan zijn van een verkorte wachttijd. Dit betekent dat het Uwv in het kader van een aanvraag om een verkorte wachttijd dient te beoordelen of sprake is van een stabiele of verslechterende medische situatie. Op grond van artikel 23, zesde lid, van de Wet WIA is het einde van de verkorte wachttijd niet eerder bereikt dan tien weken na indiening van de aanvraag om uitkering. Datum in geding is dan ook 3 maart 2014.

4.3.

De Raad heeft in zijn uitspraak van 4 februari 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896) overwogen dat blijkens de wetsgeschiedenis de verzekeringsarts zich een oordeel dient te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA, waarbij hij een inschatting dient te maken van de herstelkansen, in de zin van verbetering van de functionele mogelijkheden van de betrokken verzekerde. Dit brengt mee dat de inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar en daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke waardering van de feiten en omstandigheden die bij de desbetreffende individuele verzekerde aan de orde zijn. In het geval de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.

4.4.

De Raad is van oordeel dat er onvoldoende concrete aanknopingspunten voorhanden zijn voor het standpunt van het Uwv dat de belastbaarheid van werkneemster in de toekomst kan verbeteren door een longtransplantatie. Een concrete en deugdelijke waardering van de feiten en omstandigheden die in het geval van werkneemster tot dat standpunt leidt, ontbreekt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 18 juni 2014 de algemene verwachting geuit dat door de optie van een longtransplantatie verbetering van de functionele arbeidsmogelijkheden van werkneemster is te verwachten. Hij heeft zijn prognose uitsluitend gebaseerd op de brief van 14 maart 2013, waarin longarts Smits-Zwinkels meldt dat evaluatie voor een longtransplantatie geïndiceerd is. Uit deze brief kan evenwel niet worden geconcludeerd dat werkneemster daadwerkelijk in aanmerking zou kunnen komen voor een longtransplantatie. Het had op de weg van de verzekeringsarts bezwaar en beroep gelegen om de behandelend sector te consulteren over de mogelijkheid van een longtransplantatie en de kans op herstel van de functionele mogelijkheden van werkneemster na een eventuele transplantatie. Dit geldt te meer daar appellante in bezwaar heeft gesteld dat een longtransplantatie voor werkneemster geen reële behandeloptie is, gelet op de omvang van de wachtlijsten, de gehanteerde criteria en de leeftijd van werkneemster. Door het Uwv is onvoldoende onderbouwd dat er daadwerkelijk nog een behandelmogelijkheid is en of hiermee een afname van de arbeidsbeperkingen van werkneemster te verwachten is.

4.5.

De Raad is van oordeel dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd dat verbetering van de belastbaarheid van werkneemster ten tijde in geding niet is uitgesloten en om die reden niet van duurzame arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Wet WIA kan worden gesproken.

4.6.

Verder is uit de stukken gebleken dat het Uwv aan werkneemster van appellante een IVA-uitkering heeft toegekend na afloop van de reguliere wachttijd van 104 weken. Gelet op deze IVA-toekenning, de ernst van het ziektebeeld en het nu verstreken tijdsverloop, ziet de Raad geen aanleiding het Uwv in de gelegenheid te stellen het geconstateerde gebrek te herstellen. De Raad is van oordeel dat het Uwv werkneemster van appellante ten onrechte niet reeds met ingang van 3 maart 2014, 10 weken na de datum aanvraag, in aanmerking heeft gebracht voor een IVA-uitkering.

4.7.

Op grond van wat in 4.1 tot en met 4.6 is overwogen slaagt het hoger beroep en moet de aangevallen uitspraak worden vernietigd. Het beroep van appellante is gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd. De Raad ziet voorts aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht het besluit van 7 februari 2014 te herroepen en te bepalen dat werkneemster met ingang van 3 maart 2014 in aanmerking komt voor een IVA-uitkering op grond van de Wet WIA.

5. De Raad ziet aanleiding het Uwv veroordelen in de kosten die appellante in verband met de kosten in bezwaar, beroep en hoger beroep heeft moeten maken. De kosten in bezwaar voor verleende rechtsbijstand worden begroot op € 742,50 (1,5 maal € 495,-). De proceskosten voor verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep worden begroot op € 990,- (2 maal

€ 495,-) in beroep en € 990,- (2 maal € 495,-) in hoger beroep. De totale kosten bedragen

€ 2.722,50. Van andere te vergoeden kosten is niet gebleken.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

- vernietigt de aangevallen uitspraak;

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het besluit van 23 juni 2014;

- kent werkneemster met ingang van 3 maart 2014 recht toe op een IVA-uitkering en bepaalt

dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 23 juni 2014;

- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van in totaal € 2.722,50;

- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van

in totaal € 825,- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door R.E. Bakker als voorzitter en L. Koper en H.A.A.G. Vermeulen als leden, in tegenwoordigheid van A.M.C. de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2017.

(getekend) R.E. Bakker

(getekend) A.M.C. de Vries

KP

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.