Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2015. De behandelend rechters waren J.P.M. Zeijen, R.E. Bakker en G. van Zeben-de Vries. Bij brief van 23 april 2015 is aan partijen medegedeeld dat het onderzoek wordt heropend.
Beide hoger beroepen zijn behandeld ter zitting van de Raad op 3 februari 2017. De behandelend rechters waren R.E. Bakker, J.P.M. Zeijen en L. Koper. Bij brief van
9 februari 2017 is aan partijen medegedeeld dat het onderzoek wordt heropend.
OVERWEGINGEN
1. In artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Artikel 3, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wrakingsregeling bestuursrechtelijke colleges (Stcrt. 2013, 11425, hierna: Wrakingsregeling) bepaalt dat de wrakingskamer zonder zitting te houden kan beslissen een verzoek niet in behandeling te nemen indien het verzoek betrekking heeft op het college als zodanig. Daarnaast bepaalt artikel 3, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wrakingsregeling dat de wrakingskamer zonder zitting te houden kan beslissen een verzoek niet in behandeling te nemen indien het verzoek niet is gemotiveerd.
3. Verzoekster heeft aan haar verzoek om wraking van de behandelend rechters ten grondslag gelegd dat deze rechters deel uitmaakten van meervoudige kamers van de Raad die uitspraken hebben gedaan waarin de diagnose ME/CVS speelde (uitspraak van 27 januari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:495, en uitspraak van 24 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4408). Gezien deze uitspraken, waarbij de gewraakte rechters betrokken waren, is er geen vertrouwen meer in de gewraakte rechters. Op allerlei wijze worden er door deze twee rechters, maar ook door andere rechters van de Raad, uitspraken betreffende ME/CVS gedaan, die geen recht doen aan ernstig zieke mensen. De gewraakte rechters, maar ook een aantal andere rechters van de Raad, zijn bevooroordeeld. Verzekeringsartsen hebben (bijna) altijd gelijk. Statistisch kan dat niet volgens verzoekster.
4. Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de persoon van de rechter die de zaak behandelt. Wat verzoekster aanvoert is gericht tegen de rechtspraak van de Raad in zaken waarin de diagnose ME/CVS speelt. Daarmee kan het verzoek niet anders worden gezien dan gericht tegen de Raad als zodanig (zie ook de uitspraak van 13 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1452). Gelet op artikel 3, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wrakingsregeling bestaat er aanleiding om het verzoek om wraking van de gewraakte rechters niet in behandeling te nemen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.