Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 10 mei 2016, 15/5231 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het dagelijks bestuur van Werkplein Drentsche Aa (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. K.A. Faber, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gelijktijdig met zaak 16/4132 PW plaatsgevonden op 25 juli 2017. Namens appellante is verschenen mr. Faber. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door J.W. Heidergott. In zaak 16/4132 PW is heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij drie afzonderlijke besluiten van 12 oktober 2015 heeft het dagelijks bestuur de aanvraag van appellante om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet voor reiskosten afgewezen, de aanvraag om bijzondere bijstand voor griffiekosten ingewilligd en de aanvraag om bijzondere bijstand voor een fiets afgewezen. Appellante heeft tegen deze besluiten bij brief van 26 november 2015 bezwaar gemaakt.
1.2.
Bij besluit van 3 december 2015 (bestreden besluit) heeft het dagelijks bestuur de bezwaren tegen de besluiten van 12 oktober 2015 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat appellante de bezwaartermijn heeft overschreden en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellante heeft, evenals in beroep, aangevoerd dat zij door ziekte en het overlijden van haar vader, alsook de zorg voor haar moeder en de hoeveelheid aanvragen waarvoor zij in procedure is, niet in staat is geweest tijdig bezwaar te maken en dat de termijnoverschrijding daarom verschoonbaar is.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn is ingediend.
4.2.
Op grond van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkheid op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.3.
In wat appellante heeft aangevoerd is geen grond gelegen voor het oordeel dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim is geweest als bedoeld in
artikel 6:11 van de Awb. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij onder de door haar gestelde omstandigheden gedurende de bezwaartermijn van zes weken niet in staat was om, al dan niet met hulp van derden en op nader aan te voeren gronden, bezwaar te maken tegen de besluiten van 12 oktober 2015.
4.4.
Uit 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens als voorzitter en G.M.G. Hink en
J.H.M. van de Ven als leden, in tegenwoordigheid van S.A. de Graaff als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2017.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) S.A. de Graaff
HD
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: