Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:CRVB:2017:880

Centrale Raad van Beroep
03-03-2017
06-03-2017
15/5323 AOW
Socialezekerheidsrecht
Hoger beroep

Gedurende de periode waarin appellant onder toepassing van artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering (Sv) lijfsdwang onderging in een PPC, was hem rechtens zijn vrijheid ontnomen in de zin van artikel 8b, tweede lid, van de AOW. Appellant heeft daarom over die periode geen recht op AOW-pensioen. Blijkens de wetsgeschiedenis bij artikel 8b AOW heeft de wetgever bij de term “rechtens zijn vrijheid ontnomen” niet enkel gedacht aan gevangenisstraf, maar ook aan andere vormen van detentie, zoals gijzeling wegens het niet betalen van verkeersboetes of het niet nakomen van wettelijke verplichtingen (TK 2007-2008, 31 525, nr. 3, pag. 8). Lijfsdwang om nakoming van een bij rechterlijk vonnis opgelegde betalingsverplichting af te dwingen wijkt op wezenlijke punten af van opname op grond van de Bopz dan wel met toepassing van artikel 37 Sr, ook wanneer de lijfsdwang ten uitvoer wordt gelegd in een PPC. Er is geen aanleiding om de term “rechtens zijn vrijheid ontnomen” aldus te interpreteren, dat gevallen van lijfsdwang met toepassing van artikel 577c Sv hiervan dienen te worden uitgezonderd.

Rechtspraak.nl
NJB 2017/684
BA 2017/100
USZ 2017/141

Uitspraak

15/5323 AOW

Datum uitspraak: 3 maart 2017

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van

22 juni 2015, 14/3094 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. H. Oldenhof, advocaat, hoger beroep ingesteld.

De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2017. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Oldenhof. Namens de Svb is verschenen mr. G.J. Oudenes.

OVERWEGINGEN

1.1.

Bij besluit van 9 maart 2011 heeft de Svb het pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) van appellant geschorst met ingang van maart 2011, omdat de verblijfplaats van appellant onbekend was. Een beslissing tot beëindiging van het

AOW-pensioen is nooit aan appellant verzonden.

1.2.

Nadat de Svb in oktober 2012 informatie had ontvangen over het nieuwe adres van appellant, heeft appellant in november 2012 bij de Svb geïnformeerd naar zijn recht op

AOW-pensioen. Daarbij deelde hij mede dat hij sinds 23 februari 2012 in detentie verbleef. De Svb heeft appellant toen medegedeeld dat zijn recht op pensioen met terugwerkende kracht zou worden beoordeeld zodra hij niet meer in detentie verbleef. Op 16 oktober 2013 liep de detentie van appellant af. Bij besluit van 29 oktober 2013 heeft de Svb de betaling van het pensioen van appellant hervat.

1.3.

Bij besluit van 8 november 2013 heeft de Svb aan appellant medegedeeld dat hij een nabetaling zou krijgen over de maanden oktober 2011 tot en met februari 2012. Deze nabetaling vond plaats met een terugwerkende kracht van één jaar gerekend vanaf oktober 2012. Voor een verder terugwerkende kracht zag de Svb geen aanleiding. Over de maanden maart 2012 tot en met september 2013 heeft de Svb geen AOW-pensioen toegekend omdat appellant in die periode in detentie verbleef.

1.4.

Het bezwaar tegen het besluit van 8 november 2013 is bij besluit van 31 maart 2014 (bestreden besluit) gegrond verklaard met betrekking tot de maand maart 2012. Over die maand is aan appellant alsnog een AOW-pensioen toegekend. Voor het overige is het besluit van 8 november 2013 gehandhaafd.

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat de Svb de omstandigheden van appellant in redelijkheid niet als zodanig bijzonder heeft hoeven aanmerken dat de beleidsregels nopen tot het hanteren van een terugwerkende kracht van meer dan een jaar. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat gedurende de periode waarin appellant lijfsdwang onderging in verband met het niet voldoen aan de verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, aan hem rechtens zijn vrijheid was ontnomen in de zin van artikel 8b, tweede lid, van de AOW.

3. In hoger beroep heeft appellant zich opnieuw gekeerd tegen de weigering van de Svb om het pensioen uit te betalen over de maanden maart 2011 tot en met september 2011. Voorts valt volgens appellant het ondergaan van lijfsdwang in een penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) niet onder het begrip “rechtens zijn vrijheid ontnomen” in de zin van artikel 8b,

tweede lid, van de AOW. Het feit dat de lijfsdwang een maatregel is waarmee geen leedtoevoeging wordt beoogd maar voldoening aan een betalingsverplichting, en dat deze ten uitvoer is gelegd in een PPC, rechtvaardigt volgens appellant de conclusie dat geen sprake is van “normale” detentie. Voorts acht appellant van belang dat de AOW-pensioenvoorziening van toepassing is op alle ingezetenen, ongeacht de vraag of zij nog werken.

4.1.

De Raad overweegt als volgt.

4.2.

Ter zitting heeft de Svb zich op het standpunt gesteld dat appellant recht heeft op (de uitbetaling van het) AOW-pensioen over de maanden maart 2011 tot en met september 2011. Na de schorsing van het pensioen is er immers nooit een beslissing tot beëindiging aan appellant verzonden en appellant heeft gedurende deze maanden voldaan aan de voorwaarden voor het recht op pensioen. Dit standpunt van de Svb wordt gedeeld en geeft aanleiding tot vernietiging van de aangevallen uitspraak, voor zover deze betrekking heeft op de betreffende maanden.

4.3.

De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat aan appellant gedurende de periode waarin hij onder toepassing van artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering (Sv) lijfsdwang onderging in een PPC, rechtens zijn vrijheid was ontnomen in de zin van artikel 8b, tweede lid, van de AOW, en dat appellant daarom over die periode geen recht heeft op

AOW-pensioen. Blijkens de wetsgeschiedenis bij artikel 8b AOW heeft de wetgever bij de term “rechtens zijn vrijheid ontnomen” niet enkel gedacht aan gevangenisstraf, maar ook aan andere vormen van detentie, zoals gijzeling wegens het niet betalen van verkeersboetes of het niet nakomen van wettelijke verplichtingen (TK 2007-2008, 31 525, nr. 3, pag. 8).

4.4.

Dat de AOW een pensioenverzekering is die geldt voor werkenden en niet werkenden, doet aan deze conclusie niet af. Blijkens de wetsgeschiedenis heeft de regering het ook ten aanzien van gedetineerde AOW-gerechtigden onwenselijk geacht, de uitbetaling van de uitkering voort te zetten terwijl gedurende die periode al door de Staat in hun levensonderhoud wordt voorzien (TK 2007-2008, 31 525, nr. 3, pag. 3).

4.5.

Een uitzondering op de regel dat het recht op ouderdomspensioen eindigt indien de pensioengerechtigde rechtens zijn vrijheid is ontnomen gedurende ten minste een maand, geldt bij vrijheidsontneming op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz-gevallen) dan wel op grond van artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Geoordeeld wordt dat de situatie van lijfsdwang om nakoming van een bij rechterlijk vonnis opgelegde betalingsverplichting af te dwingen op wezenlijke punten afwijkt van deze uitzonderingsgevallen, ook wanneer de lijfsdwang ten uitvoer wordt gelegd in een PPC. Waar opname op grond van de Bopz dan wel met toepassing van artikel 37 Sr in nader omschreven gevallen plaatsvindt op grond van het psychiatrische ziektebeeld van de betrokkene, wordt lijfsdwang met toepassing van artikel 577c Sv opgelegd omdat de betrokkene zijn financiële verplichtingen niet nakomt. Dat de lijfsdwang onder omstandigheden ten uitvoer wordt gelegd in een PPC, doet hieraan niet af. Er is dan ook geen aanleiding om de term “rechtens zijn vrijheid ontnomen” aldus te interpreteren, dat gevallen van lijfsdwang met toepassing van artikel 577c Sv hiervan dienen te worden uitgezonderd.

4.6.

Gelet op wat hiervoor onder 4.1 tot en met 4.5 is overwogen, dient de aangevallen uitspraak te worden vernietigd voor zover deze betrekking heeft op (de uitbetaling van) het AOW-pensioen van appellant over de maanden maart 2011 tot en met september 2011. Met het oog op een finale beslechting van het geschil zal de Raad bepalen dat appellant over deze maanden recht heeft op AOW-pensioen, met inbegrip van de betaling daarvan. Voor het overige komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.

5. Er is aanleiding de Svb te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 990,- voor rechtsbijstand in beroep en € 990,- voor rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal op € 1.980,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op het

AOW-pensioen van appellant over de maanden maart 2011 tot en met september 2011;

  • -

    verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor zover dit betrekking

  • -

    heeft op het AOW-pensioen van appellant over de maanden maart 2011 tot en met september 2011;

  • -

    herroept het besluit van 8 november 2013 en bepaalt dat appellant over de maanden maart 2011 tot en met september 2011 recht heeft op AOW-pensioen, met inbegrip van de betaling daarvan;

  • -

    bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;

  • -

    veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.980,-;

  • -

    bepaalt dat de Svb het door appellant gestorte griffierecht van € 168,- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en M.M. van der Kade en

M.A.H. van Dalen-van Bekkum als leden, in tegenwoordigheid van A.M.C. de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2017.

(getekend) T.L. de Vries

(getekend) A.M.C. de Vries

HD

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.