17 2980 PW-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg van 2 maart 2017, 16/1373 (aangevallen uitspraak)
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden te [woonplaats]
Het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (college)
Datum uitspraak: 18 september 2018
Zitting heeft: J.N.A. Bootsma
Griffier: Y. Itkal
Appellanten zijn verschenen, bijgestaan door mr. R.P.F. Rober, advocaat.
Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Het college heeft per 1 december 2013 de (bijzondere) bijstand en de langdurigheidstoeslag terecht ingetrokken. De reden voor de intrekking is dat appellanten de verkoop van goederen op internet niet aan het college hebben gemeld en er ook geen boekhouding van hebben bijgehouden, waardoor achteraf het recht op bijstand vanaf 1 december 2013 niet meer is vast te stellen.
2. Appellanten hebben in hoger beroep de beroepsgrond herhaald dat het ging om de incidentele verkoop van privégoederen, zodat zij dit niet hadden hoeven melden. De rechtbank heeft deze grond in de aangevallen uitspraak besproken en is tot het oordeel gekomen dat deze grond niet kan slagen. Gelet op het aantal advertenties van 143 (lees: 145) in de periode vanaf december 2013 tot en met 21 (lees: 10) augustus 2015, waarbij maandelijks meerdere advertenties werden geplaatst en oude advertenties opnieuw werden geplaatst, ging het niet om incidentele privéverkoop. Zie hiervoor de uitspraak van de Raad van 11 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2366. De achteraf opgestelde verklaringen van de kinderen zijn niet met gegevens onderbouwd.
3. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel rust. Hij voegt hieraan toe dat het argument van appellanten dat het ging om een beperkt aantal advertenties in drieënhalf jaar feitelijk onjuist is en alleen daarom al niet slaagt. Voor een toets aan de evenredigheid is geen plaats.
4. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
De griffier De voorzitter
(getekend) Y. Itkal (getekend) J.N.A. Bootsma
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep