Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 november 2017, 17/2729 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking De Bevelanden (dagelijks bestuur)
Datum uitspraak: 14 mei 2019
Zitting heeft: W.H. Bel
Griffier: J. Tuit
Appellante is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
P.A. van de Ven.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Het gaat in deze zaak om de verlaging van de uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) van appellante voor de duur van één maand met 100%, omdat appellante door haar opstelling tijdens het sollicitatiegesprek bij het [X] op 5 oktober 2016 niet of onvoldoende gebruik heeft gemaakt van een door het dagelijks bestuur aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waartoe zij op grond van de IOAW verplicht is.
2. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt en het dagelijks bestuur heeft dit bezwaar bij besluit van 15 maart 2017 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het hiertegen ingestelde beroep bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
3. Zowel in bezwaar als in beroep zijn de verschillende zienswijzen van wat zich op 5 oktober 2016 heeft afgespeeld uitgebreid aan de orde gekomen. Twee deelnemers aan dit gesprek hebben hiervan verslag gedaan: de accountmanager van het Werkgevers Servicepunt en appellante. Deze zienswijzen staan lijnrecht tegenover elkaar. In de kern gaat het erom of appellante in het gesprek de indruk heeft gewekt beperkter beschikbaar te zijn voor de werkervaringsplek dan werd aangeboden, door aan te geven maar twee uur per week te kunnen werken. De rechtbank heeft geoordeeld dat aannemelijk is dat appellante zich in het gesprek bij het [X] heeft opgesteld zoals door de accountmanager beschreven. De rechtbank heeft hierbij betrokken dat appellante op 20 oktober 2016 ook tegenover haar klantmanager heeft verklaard dat zij echt maar twee uur per week kan werken.
4. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel berust. Appellante heeft door zich slechts voor twee uur per week beschikbaar te stellen geen gebruik gemaakt van de aangeboden voorziening bij het [X]. Het hoger beroep slaagt dus niet.
5. Voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) J. Tuit (getekend) W.H. Bel
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: