Artikel 1, aanhef en onder y, van het Barp bepaalt dat onder beroepsziekte wordt verstaan: een ziekte, welke in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en die niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten.
4.2.1.
Voor politieambtenaren geldt sinds 1 januari 2013, met terugwerkende kracht tot
1 januari 2007 de Circulaire, vastgesteld door de Minister van Veiligheid en Justitie. De Circulaire is een invulling van de gemaakte afspraken in het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie (2012-2014) van 31 mei 2012 en heeft tot doel eenheid te brengen tussen de politiekorpsen bij het erkennen van PTSS als beroepsziekte. Daarbij is overeengekomen dat voor een rechtspositionele aanspraak op beroepsziekte bij PTSS, het uitgangspunt moet zijn dat als medisch wordt vastgesteld dat PTSS beroepsgerelateerd is, dit ook in rechtspositionele zin erkend wordt, tenzij sprake is van schuld of onvoorzichtigheid van de betrokken ambtenaar. Voor de beoordeling of de ziekte PTSS als beroepsziekte kan worden aangemerkt, blijft het criterium van het bestaan van buitensporige werkomstandigheden, zoals dat is geformuleerd door de Raad bij een ziekte van psychische aard, buiten beschouwing.
4.2.2.
In hoofdstuk 5 van de Circulaire is, voor zover hier van belang, neergelegd dat het Georganiseerd Overleg Politie een Commissie van (medische) deskundigen instelt en deze van ambtelijke (juridische) ondersteuning voorziet. Met medisch deskundige wordt bedoeld een klinisch psycholoog die BIG-geregistreerd is (dit in verband met ervaring op gebied van diagnostiek en behandeling). De Commissie is een adviescommissie in de zin van de Awb en geeft advies aan het bevoegd gezag over het beroepsgerelateerd zijn van de PTSS met het oog op besluiten tot vaststelling van de vraag of er sprake is van een beroepsziekte in de zin van de rechtspositie. De Commissie doet geen uitspraak over de vraag of er sprake is van PTSS. Het antwoord op deze vraag wordt aangeleverd door een erkend diagnostisch instituut. De Commissie brengt advies uit over de vraag of er inzake de gediagnosticeerde PTSS een oorzakelijk verband is tussen het beroep en/of de werkomstandigheden (beroepsgerelateerdheid). Verder is in dit hoofdstuk bepaald dat de Commissie tot haar advies komt op basis van de door het bevoegd gezag en de medewerker aangedragen informatie, en op basis van eigen expertise en bevindingen. De Commissie neemt de diagnose van een erkend instituut voor psychotrauma diagnostiek als eerste uitgangspunt om tot een beoordeling te komen. De Commissie stelt een protocol op omtrent haar werkwijze. Dit protocol voorziet in ieder geval in een beoordelingskader, welke als meetlat dient voor het beoordelen van het causale verband tussen de medisch vastgestelde PTSS en het beroep en/of de werkomstandigheden (beroepsgerelateerdheid). Dit protocol wordt vastgesteld in het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP).
4.3.3.
In hoofdstuk 7 van het Protocol is, voor zover hier van belang, weergegeven op welke wijze de beperkte toetsing van de diagnose PTSS wordt ingevuld. De diagnose moet op de juiste wijze tot stand zijn gekomen, wat betekent dat de diagnose is opgemaakt volgens de eisen die in de gezondheidszorg aan de diagnose worden gesteld. De diagnose moet daarbij gesteld zijn door een daartoe gekwalificeerde deskundige, die onder meer een anamnese heeft afgenomen, de DSM-IV systematiek heeft gevolgd en indien van toepassing, aanvullend gebruik heeft gemaakt van gevalideerde meetinstrumenten. Het rapport van de diagnose moet daarbij voldoen aan de volgende eisen:
1. in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;
2. de gronden vinden aantoonbaar steun in de feiten, omstandigheden en bevindingen vermeld in het rapport;
3. die gronden kunnen de daaruit getrokken conclusies rechtvaardigen;
4. de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheidsgebied;
5. de methode van onderzoek teneinde tot de beantwoording van de voorgelegde vraagstelling te komen kon tot het beoogde doel leiden, dan wel de rapporteur heeft daarbij de grenzen van redelijkheid en billijkheid niet overschreden.
De Commissie stelt niet zelf een diagnose, maar vergewist zich er uitsluitend van of de gestelde diagnose voldoende onderbouwing geeft dat aan de criteria van DSM-IV wordt voldaan. Indien de Commissie van oordeel is dat de rapportage van de diagnose onvoldoende onderbouwing geeft aan de diagnose PTSS, in casu dat daarin niet helder is dat aan de criteria van DSM-IV wordt voldaan, dan laat de Commissie aan de indiener weten dat er drie opties zijn:
1. de indiener kan aanvullende informatie geven (al dan niet door middel van een verklaring van de deskundige die de diagnose heeft gesteld);
2. de indiener kan desgewenst opnieuw een diagnose laten stellen die voldoet aan de door de Commissie gestelde eisen. Het meldpunt PTSS kan de indiener hierbij ondersteunen;
3. Indien het niet mogelijk is opnieuw een diagnose te laten stellen (bijvoorbeeld PTSS is inmiddels (deels) hersteld, etc.), kan onderzocht worden of een onafhankelijke deskundige een reconstructie kan maken van een (eerder bestaande) PTSS.
Indien de indiener geen keuze maakt voor één van de hierboven genoemde drie opties, zal de Commissie zich onthouden van advies op grond van onvoldoende onderbouwing van de PTSS diagnose. Indien de indiener kiest voor één van de drie opties, zal de Commissie, nadat de aanvullende informatie is ontvangen, het totale dossier opnieuw toetsen aan de hierboven gestelde criteria.