Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2017, 17/1899 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Schiedam (college)
Datum uitspraak: 27 februari 2019
Zitting heeft: G.M.G. Hink als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: F.H.R.M. Robbers
Voor appellante is mr. M. Rotgans, advocaat, verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.A. de Vreij.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
In geding is een besluit tot intrekking na opschorting van het recht op bijstand, omdat appellante onder meer de gevraagde bankafschriften niet heeft overgelegd.
Tegen de opschorting van het recht op bijstand heeft appellante geen bezwaar gemaakt. Verder is niet in geschil dat appellante de gevraagde bankafschriften niet tijdig heeft overgelegd en evenmin dat die bankafschriften voor de vaststelling van het recht op bijstand relevante gegevens betreffen.
Tussen partijen is in geschil of appellante een verwijt kan worden gemaakt van het niet tijdig overleggen van de gevraagde bankafschriften.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellante met de overgelegde stukken niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar geen verwijt kan worden gemaakt. Uit deze stukken blijkt dat appellante jarenlang gevolgen heeft ondervonden van een gewelddadige overval in 2007. Hoe betreurenswaardig deze situatie ook is, uit de verklaringen van de huisarts, de wijkcoach en de advocaat in de strafzaak van appellante blijkt niet dat appellante niet in staat was om tijdig de gevraagde bankafschriften over te leggen. Dat de huisarts verklaart dat appellante psychische problemen heeft gekregen en door stress veel afspraken niet is nagekomen, is daartoe onvoldoende concreet en specifiek. Evenmin is gebleken dat appellante niet in staat was om uitstel te vragen.
Dit betekent dat appellante een verwijt kan worden gemaakt van het niet tijdig overleggen van de gevraagde bankafschriften, zodat de bijstand terecht is ingetrokken.
Het hoger beroep slaagt niet.
Voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) F.H.R.M Robbers (getekend) G.M.G. Hink
lh
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: