Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4.1.1.
Artikel 57 van de WAO luidde, zover in dit geding van belang, als volgt:
“De uitkering, de loonsuppletie, bedoeld in artikel 65c, en de inkomenssuppletie, bedoeld in artikel 65d, die als gevolg van een beschikking als bedoeld in artikel 36a onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen teruggevorderd.
(…)
3.In afwijking van het eerste lid kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien degene van wie wordt teruggevorderd:
a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.
4. De in het derde lid, onderdelen a, b en c, genoemde termijn is tien jaar indien de terugvordering het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 80.
(…)
6. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het Uwv besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.”
4.1.2.
Ingevolge het bepaalde onder 4.1.2 van de bijlage van de Beleidsregel terug- en invordering (Beleidsregel), voor zover hier van belang, beoordeelt het Lisv (thans: Uwv) bij vorderingen die het gevolg zijn van overtreding van de inlichtingenplicht ambtshalve of van verdere terugvordering wordt afgezien, nadat de schuldenaar:
a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
en
b. tenminste de helft van de vordering is voldaan.