Appellant is bij het verzoek om toestemming voor het huisbezoek gewezen op de eventuele gevolgen van een weigering van die toestemming. Dit volgt uit het verslag van het gesprek op 26 augustus 2021. Daarin is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“V: Wij leggen belanghebbende nogmaals uit waarop wij baseren dat er mogelijk sprake is van een gezamenlijke huishouding. Wat vindt u hiervan? Wat voor een gevoel geeft dit u?
A: Ja het is lastig. Wat als er dan geen financiële dingen gezamenlijk zijn en er geen kleren bij mij liggen wat dan.
V: Wij geven aan dat het niet alleen maar is wat wij zien, maar ook wat de feitelijke situatie is.
A: Ik heb wel uitgerekend hoe het voor ons financieel uit zou pakken als we gezamenlijk aan zouden vragen. Maar dan vervalt volgens mij mijn huurtoeslag en zou ik maar iets van 600 euro hebben in de maand.
[…]
V: Aansluitend aan dit gesprek willen wij mee op huisbezoek gaan om het recht op uitkering vast te stellen. Geeft u hiervoor toestemming?
A: Het liefst niet eigenlijk. Het is voor mij heel lastig om mensen zo bij mij thuis te krijgen. Zeker omdat ik daar totaal niet op voorbereid ben.
[…]
V: Wij moeten u mededelen dat als u een huisbezoek “weigert” het voor ons heel moeilijk is om het recht op bijstand vast te stellen. Deze “weigering” kan gevolgen hebben voor de aanvraag naar uw uitkering. Wat denkt u er nu over?
A: Ja dat maakt het wel lastig. Ik vind het gewoon echt heel lastig en voor mij zorgt het voor heel veel stress in mijn hoofd. Ik was er zeker niet op voorbereid omdat ik dacht dat we het gesprek gewoon hier konden doen en was niet voorbereid op een huisbezoek.
Belanghebbende vraagt ons of er een mogelijkheid is om een afspraak te maken zodat hij weet waar hij aan toe is en dus weet wanneer wij komen. Wij hebben hem medegedeeld dat een huisbezoek niet op afspraak gaat omdat wij de feitelijke situatie moeten kunnen beoordelen in het moment en niet in een voorbereid moment.