5.1.
Ten aanzien van de vraag of belanghebbende recht heeft op de tegemoetkoming op grond van de Wet mkob
Gelet op het intrekken van het hoger beroep door de SVB en de omstandigheid dat belanghebbende door de rechtbank ten aanzien van deze vraag volledig in het gelijk is gesteld - zij het (deels) op andere gronden dan belanghebbende aanvoert - kan een uitspraak op het incidenteel hoger beroep met betrekking tot deze vraag belanghebbende niet in een gunstigere positie brengen dan waarin hij door de uitspraak van de rechtbank is komen te verkeren en behoeft die vraag derhalve geen beantwoording door het Hof.
5.2.
Ten aanzien van het verzoek tot schadevergoeding
5.2.1.
In eerste aanleg heeft belanghebbende - naast de wettelijke rente - € 1.030,50 aan schadevergoeding gevorderd, welk bedrag hij als volgt heeft gespecificeerd:
“ - Opstellen bezwaarschrift tegen de korting: 8 uur. (directe tijd voor het opstellen van deze brief)
- -
Idem opstellen beroepschrift naar uw rechtbank: 8 uur
- -
Doornemen MvT/Wetsvoorstel: 8 uur
- -
Nagaan Jurisprudentie EU: 4 uur.
- -
1/10 Cartridge HP type 35A: 6,5 euro.
- -
Ca. 10 euro internetkosten.”
Uitgaande van een uurtarief van € 32, door belanghebbende berekend als “afgerond € 67000 (bruto bedrijfspensioen) + AOW uitkering)/2080 = € 32 per uur”, komt hij op “€ 32 x 32 + 16,50 (materiaal) = € 1030,50”.
5.2.2.
In het geschrift waarmee incidenteel hoger beroep is ingesteld vermeerderd belanghebbende de vordering met “45 uur x € 32/uur” tot in totaal € 2.470,50. In zijn op 26 juni 2013 ingediende nadere stuk betoogt belanghebbende “Ik heb tevens verzocht om een passende schadevergoeding. Ik heb deze op basis van het noodzakelijke tijdsbeslag berekend op € 2470,50”.
5.2.3.
Artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) biedt de bestuursrechter - waaronder begrepen de rechter in belastingzaken - de mogelijkheid om indien hij het beroep gegrond verklaart en daarvoor gronden zijn, op verzoek van een partij het bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die die partij lijdt.
5.2.4.
Voor zover het echter gaat om kosten die een partij in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, is voor vergoeding van die kosten langs de weg van een verzoek tot schadevergoeding op de voet van artikel 8:73 van de Awb geen plaats omdat hiervoor met de artikelen 7:15 en 8:75 van de Awb een exclusieve mogelijkheid is geboden (vgl. Hoge Raad, 14 september 2007, nr. 42069, ECLI:NL:HR:BB3442).
5.2.5.
De door belanghebbende opgevoerde kosten vormen - wat daarvan overigens ook moge wezen - kosten die zien op de behandeling van het bezwaar en (hoger) beroep en kunnen derhalve alleen voor vergoeding in aanmerking komen indien de artikelen 7:15 en 8:75 van de Awb die mogelijkheid bieden.
5.2.6.
Ingevolge artikel 7:15, vierde lid, van de Awb en artikel 8:75, eerste lid, vierde volzin, van de Awb worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben. Die regels zijn gegeven in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit).
5.2.7.
In aanmerking nemende dat op de voet van artikel 1, onderdeel d, van het Besluit geen vergoeding voor verletkosten kan worden gegeven voor het tijdverzuim door het opstellen van processtukken en het bezwaarschrift of door het lezen van stukken (vgl. Hoge Raad, 21 september 2012, nr. 11/02928, ECLI:NL:HR:2012:BX7940), vormen de door belanghebbende opgevoerde kosten geen kosten die kunnen worden gerangschikt onder één van de in artikel 1 van het Besluit genoemde categorieën.
5.2.8.
Uit het vorenoverwogene volgt dat voor vergoeding van de door belanghebbende bij de rechtbank en bij het Hof gevorderde schade zoals weergegeven onder 5.2.1 en 5.2.2 geen plaats is, noch op de voet van artikel 8:73, noch op de voet van artikel 8:75 van de Awb.
De beslissing van de rechtbank ter zake is derhalve juist en het verzoek tot schadevergoeding voor zover dat - door vermeerdering van de eis - voor het eerst in de procedure voor het Hof is gedaan dient te worden afgewezen.
5.2.9.
De rechtbank heeft reeds beslist dat het door belanghebbende voor het instellen van beroep betaalde griffierecht door de SVB moet worden vergoedt. In de procedure voor het Hof heeft belanghebbende geen griffierecht betaald.
Slotsom in het incidenteel hoger beroep
De slotsom is dat het incidenteel hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.