GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel en belastingrecht, team II
zaaknummer hof: 200.121.848/01 SKG
zaaknummer/rolnummer rechtbank: 582257/VV EXPL 12-305
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 augustus 2013
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DETAILRESULT PRODUCTIE B.V.,
gevestigd te Amsterdam
APPELLANTE,
advocaat: mr. R.J. Stoop te Alphen aan den Rijn,
[geïntimeerde]
,
wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. B.A.M. Dubois-van Kleef te Haarlem.
Partijen zullen hierna Detailresult en [geïntimeerde] worden genoemd.
1 Het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding van 30 januari 2013 is Detailresult in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, sectie kanton, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter) van 3 januari 2013, onder voornoemd zaaknummer in kort geding gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser en Detailresult als gedaagde. De appeldagvaarding bevat de grieven.
Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de in de appeldagvaarding aangevoerde grieven bestreden.
Beide partijen hebben in hoger beroep nadere producties in het geding gebracht.
Detailresult heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis (hierna: het vonnis) zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen en hem zal veroordelen om al hetgeen Detailresult uit hoofde van het vonnis heeft voldaan terug te betalen, met wettelijke rente en wettelijke verhoging van de dag der voldoening tot de dag der terugbetaling, en [geïntimeerde] zal veroordelen in de proceskosten van beide instanties, met rente en nakosten als nader in het petitum van de appeldagvaarding verwoord.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis zal bekrachtigen en Detailresult zal veroordelen in de kosten van - naar het hof begrijpt - het hoger beroep.
Vervolgens is arrest gevraagd.
3 De beoordeling
3.1
Het gaat in dit geding kort gezegd om het volgende.
( i) [geïntimeerde] is in 1996 bij Detailresult in dienst getreden. Op enig moment is hij als productiemedewerker in de door Detailresult geëxploiteerde bakkerij tewerkgesteld.
(ii) Op 3 mei 2012 is [geïntimeerde], zonder behoud van bezoldiging, geschorst in verband met een klacht van een vrouwelijke collega over seksuele intimidatie door [geïntimeerde]. De schorsing gold, aldus de bevestigingsbrief van 4 mei 2012, voor de duur van het vanwege voornoemde klacht door Detailresult ingestelde onderzoek (hierna: het interne onderzoek). [geïntimeerde] heeft tegen de schorsing geprotesteerd, ontkend wat hem werd verweten en zich beschikbaar gehouden voor zijn werkzaamheden.
(iii) Op 8 mei 2012 heeft Detailresult [geïntimeerde] gemeld dat het interne onderzoek was afgerond. [geïntimeerde] werd overgeplaats naar de door Detailresult geëxploiteerde slagerij, omdat hij het onderzoek zou hebben gefrustreerd door daarover met collega’s te spreken, met - aldus Detailresult - een onhoudbare werksituatie in de bakkerij als gevolg. Over (op basis van het interne onderzoek getrokken conclusies omtrent) de al dan niet gegrondheid van de tegen hem ingediende klacht heeft Detailresult zich tegenover [geïntimeerde] niet uitgesproken. [geïntimeerde] heeft tegen de overplaatsing geprotesteerd en weersproken dat hij het onderzoek had gefrustreerd. Hij is onder protest in de slagerij gaan werken.
(iv) [geïntimeerde] heeft vervolgens in kort geding terugplaatsing naar de bakkerij gevorderd. Dit kort geding heeft geen doorgang gevonden, omdat partijen overeenkwamen dat [geïntimeerde] in afwachting van de uitkomst van een op de voet van de Bakkers CAO te entameren onderzoek (hierna: het externe onderzoek) weer in de bakkerij kon werken. In een brief van 8 juni 2012 van de advocaat van Detailresult aan de raadsman van [geïntimeerde] staat hierover:
“Ten aanzien van de vraag in hoeverre de overplaatsing terecht is geschied en of uw cliënt recht heeft op betaling van toeslagen, bericht ik u dat cliënte instemt met uw voorstel om de kwestie voor te leggen aan de externe Klachtencommissie (ex artikel 13 CAO)”.
( v) De klachtencommissie heeft bij uitspraak van 6 november 2012 overwogen “tot de overtuiging (te zijn) gekomen dat mevrouw (..) een gegronde reden tot klagen had” en heeft de klacht “daarom gegrond verklaard”.
(vi) Detailresult heeft [geïntimeerde] op 7 november 2012, onder verwijzing naar voornoemde uitspraak, op staande voet ontslagen en dit bij brief van 8 november 2012 bevestigd. [geïntimeerde] heeft de nietigheid van ontslag ingeroepen. In de onderhavige procedure vordert hij - kort gezegd - wedertewerkstelling en loondoorbetaling. De kantonrechter heeft die vorderingen toegewezen. Daartegen richten zich de grieven.
3.2
De grieven 1 tot en met 7 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Zij vallen het (voorlopige) oordeel van de kantonrechter aan dat een dringende reden voor het [geïntimeerde] gegeven ontslag op staande voet ontbreekt en [geïntimeerde] derhalve ten onrechte op staande voet is ontslagen. Het hof overweegt met betrekking tot die grieven als volgt.
3.3
Een ontslag op staande voet dient onverwijld gegeven te worden. [geïntimeerde] heeft zich in deze procedure op het standpunt gesteld dat (naast dat geen sprake was van een dringende reden) aan deze voorwaarde niet is voldaan: zie de inleidende dagvaarding onder 36 en de pleitnota in eerste aanleg van de raadsman van [geïntimeerde] onder 20 (herhaald bij memorie van antwoord sub 76). Het hof volgt [geïntimeerde] in die visie: Detailresult heeft [geïntimeerde] op 3 mei 2012 geschorst en had haar eigen (interne) onderzoek op 8 mei 2012 afgerond, waarna zij [geïntimeerde] - onvoorwaardelijk - heeft overgeplaatst naar de slagerij. Zij kan [geïntimeerde] dan niet vanwege een uitspraak van de hiervoor onder 3.1 sub (iv) bedoelde klachtencommissie (eerst) op 6 november 2012 op staande voet ontslaan op grond van een (vermeend) feitencomplex dat al begin mei 2012 speelde. Dat zou mogelijk anders zijn als Detailresult in het kader van (de onderhandelingen met betrekking tot) het intrekken door [geïntimeerde] van het hiervoor onder 3.1 sub (iv) bedoelde kort geding uitdrukkelijk en met succes zou hebben bedongen dat zij bij gegrondverklaring van de bewuste klacht door meerbedoelde klachtencommissie [geïntimeerde] alsnog op staande voet zou kunnen ontslaan. Een dergelijke afspraak (die voor wat [geïntimeerde] betreft ook allerminst voor de hand zou hebben gelegen) is gesteld noch gebleken. Het hiervoor onder 3.1 sub (iv) opgenomen citaat wijst ook geenszins op een dergelijke afspraak: de inzet van de procedure bij de klachtencommissie was - naast een geschil over toeslagen - de al dan niet gegrondheid van de overplaatsing van [geïntimeerde] naar de slagerij (zoals ook het daarmee ingetrokken kort geding die inzet had). Detailresult heeft in dit verband nog wel gewezen op haar brief van 27 juni 2012 aan [geïntimeerde], waarin zij schrijft dat partijen zich zouden conformeren aan de uitkomst van het externe onderzoek en dat zij (Detailresult) afhankelijk van die uitkomst “hier de eventuele consequenties aan (zal) verbinden”, maar dit is niet een uitdrukkelijk beding als hiervoor bedoeld. Overigens heeft de raadsman van [geïntimeerde] bovendien in een reactie op die brief nog de kanttekening geplaatst dat [geïntimeerde] zich niet zonder meer gebonden had aan meerbedoelde uitkomst.
3.4
Het hof verwacht dat de bodemrechter het [geïntimeerde] gegeven ontslag bij gebreke van onverwijlde aanzegging nietig zal bevinden. Daarop al stranden de grieven 1 tot en met 7 en behoeft de vraag of sprake was van een dringende reden geen bespreking.
3.5
Grief 9 ziet op het door de kantonrechter toegewezen bruto loon per vier weken (inclusief ploegentoeslag en exclusief vakantietoeslag en emolumenten) ad € 3.004,48. Volgens Detailresult bedroeg het bruto loon van [geïntimeerde] laatstelijk € 2.275,72 per vier weken, inclusief een vaste ploegentoeslag van € 157,19 en een feestdagenforfait van € 6,09. Weliswaar kan [geïntimeerde] daarnaast mogelijk nog aanspraak maken op overige toeslagen (zoals voor overuren en werken in weekenden en/of zon- en feestdagen), maar deze toeslagen hangen van inroostering af en zijn dus niet structureel, aldus Detailresult. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
3.6
In de memorie van antwoord sub 134 stelt [geïntimeerde] dat zijn brutoloon € 2.286,63 per vier weken bedraagt, inclusief € 157,19 vaste ploegentoeslag en € 6,09 aan feestdagenforfait. Voor het verschil van € 10,91 met de opgave van Detailresult heeft het hof in de stukken geen verklaring kunnen vinden. Waar het als oorspronkelijk eisende partij aan [geïntimeerde] is hier duidelijkheid te verschaffen, zal het hof in het kader van dit kort geding uitgaan van het door Detailresult opgegeven bedrag van € 2.275,72 per vier weken. Voor opname in het dictum - dat, anders dan [geïntimeerde] doet voorkomen, ook ziet op de periode nadat [geïntimeerde] zijn werkzaamheden weer heeft hervat - van niet-structurele looncomponenten ziet het hof geen plaats. Dit betekent dat de grief in zovere slaagt dat in het desbetreffende deel van het dictum het bedrag van € 3.004,48 zal worden gewijzigd in € 2.275,72. Voor de periode 7 november 2012 tot en met 18 januari 2013 (waarin [geïntimeerde] niet heeft gewerkt) zullen partijen voor wat betreft de bewuste looncomponenten zelf tot een oplossing moeten geraken. Dat daarbij wordt uitgegaan van een gemiddelde van die componenten over een bepaald aantal maanden voorafgaand aan die niet-gewerkte periode lijkt voor de hand te liggen.
3.7
Het hof ziet, op de voet van het arrest van de Hoge Raad van 3 mei 2002 (NJ 2003/642), aanleiding de gevorderde wettelijke verhoging (alsnog) te matigen tot 20%.
3.8
Waar het dictum van het vonnis goeddeels in stand blijft, faalt ook grief 8 (die ziet op de in eerste aanleg jegens Detailresult uitgesproken proceskostenveroor-deling).
3.9
De uitkomst van dit hoger beroep brengt met zich dat Detailresult, als de
overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal worden veroordeeld in de proces-kosten daarvan.
4 De beslissing
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, behoudens het dictum onder b en c en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Detailresult tot betaling vanaf 8 november 2012 van het loon behorend bij de functie Medewerker Bakkerij, zijnde (inclusief vaste ploegentoeslag en feestdagenforfait en exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten) een bedrag van € 2.275,72 per vier weken;
veroordeelt Detailresult tot betaling over voornoemde bedragen, voor zover het althans om achterstallige betalingen gaat, van wettelijke verhoging ad 20% en de wettelijke rente;
veroordeelt [geïntimeerde] hetgeen Detailresult uit hoofde van het bestreden vonnis aan hem heeft uitbetaald voor dit overtreft hetgeen waartoe Detailresult bij dit arrest wordt veroordeeld terug te betalen, met wettelijke rente vanaf de dag waarop betaling aan [geïntimeerde] plaatsvond;
veroordeelt Detailresult in de proceskosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 299,- aan verschotten en € 894,- aan salaris.
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.F. Schütz, W.H.F.M. Cortenraad en M.A. Goslings en is in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 13 augustus 2013.