Beëindigingsovereenkomst. Werkgever heeft zich onvoldoende ervan vergewist of werknemer de wil had de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Beoordelingsmoment.
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 september 2013
(bij vervroeging)
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ASBESTSANERING B.V.,
gevestigd te Oostwoud,
appellante,
advocaat: mr. A.J. Butter te Hoorn,
tegen
[geïntimeerde]
,
wonende te Enkhuizen,
geïntimeerde,
advocaat: mr. F.S. Cuperus te Zwaag (onttrokken).
Partijen worden hierna Asbestsanering en [geïntimeerde] genoemd.
1 Het verloop van het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding van 24 januari 2013 is Asbestsanering in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Alkmaar, sector kanton, locatie Hoorn (verder: de kantonrechter) van 29 oktober 2012, onder bovengenoemd kenmerk gewezen tussen haar als gedaagde en [geïntimeerde] als eiser.
Asbestsanering heeft bij memorie drie grieven geformuleerd, producties in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vordering van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen met diens veroordeling in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten van het hoger beroep vanaf veertien dagen na het wijzen van arrest.
[geïntimeerde] heeft geen memorie van antwoord genomen. Zijn advocaat heeft zich ter rolle van het hof van 7 mei 2013 onttrokken.
Vervolgens heeft Asbestsanering arrest gevraagd.
2 De feiten
De kantonrechter heeft in het in deze zaak op 6 augustus 2012 gewezen tussenvonnis onder 1. a. tot en met d. een aantal feiten vermeld en tot uitgangspunt genomen. Omdat die feiten tussen partijen niet in geschil zijn zal ook het hof daarvan uitgaan.
3 De beoordeling
3.1
Het gaat in deze zaak om het volgende.
(1) Op 12 september 2011 is [geïntimeerde] voor de duur van zes maanden als asbestsaneerder bij Asbestsanering in dienst getreden tegen een nettoloon van € 1.475,- per vier weken (€ 1.960,84 bruto), exclusief acht procent vakantietoeslag.
(ii) Op 25 november 2011 hebben partijen een overeenkomst ondertekend waarbij de arbeidsovereenkomst werd beëindigd per 2 december 2011.
(iii) Bij brief van 12 december 2011 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] de vernietigbaarheid van de beëindigingsovereenkomst ingeroepen wegens bedreiging/dwang van de kant van Asbestsanering bij de ondertekening daarvan. [geïntimeerde] verklaarde zich in deze brief “formeel juridisch” beschikbaar voor het verrichten van de bedongen arbeid en maakte aanspraak op doorbetaling van loon.
(iv) Asbestsanering heeft vanaf 2 december 2012 geen loon meer aan [geïntimeerde] betaald.
3.2
[geïntimeerde] heeft, naast doorbetaling van het loon tot het einde van het dienstverband ten bedrage van € 1.960,84 bruto per vier weken exclusief acht procent vakantietoeslag met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, gevorderd voor recht te verklaren, primair dat de door partijen gesloten beëindigingsovereenkomst vernietigbaar is omdat deze door dwang of bedreiging tot stand is gekomen, subsidiair dat de door partijen gesloten beëindigingsovereenkomst vernietigbaar is omdat Asbestsanering heeft gehandeld in strijd met de regels van goed werkgeverschap door [geïntimeerde] niet uitdrukkelijk te wijzen op de gevolgen van de ondertekening van de beëindigingsovereenkomst zodat deze onder invloed van dwaling tot stand is gekomen, en, meer subsidiair, dat de beëindigingsovereenkomst geen rechtsgevolg heeft omdat Asbestsanering heeft gehandeld in strijd de regels van goed werkgeverschap door [geïntimeerde] niet uitdrukkelijk te wijzen op de gevolgen van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de meer subsidiair gevorderde verklaring voor recht gegeven en Asbestsanering veroordeeld tot het betalen van het loon tot 11 maart 2012, de wettelijke verhoging gematigd tot vijftien procent en de wettelijke rente over het loon en de wettelijke verhoging toegewezen vanaf 12 december 2011. Tegen dit vonnis en de gronden waarop het berust richten zich de grieven.
3.3
Het hof ziet aanleiding eerst grief 2 te bespreken die zich richt tegen de overweging van de kantonrechter dat het op de weg van Asbestsanering lag om te verifiëren of [geïntimeerde] ook de mogelijk negatieve gevolgen van een beëindigingsovereenkomst wilde, hetgeen niet is gebleken. Ter toelichting stelt Asbestsanering dat de kantonrechter de feiten en omstandigheden niet in onderlinge samenhang heeft afgewogen. [geïntimeerde] heeft zich op 1 december 2011, dus direct na het ondertekenen van de beëindigingsovereenkomst in het Handelsregister ingeschreven als zelfstandige. Deze inschrijving vormt een aanwijzing voor de mededeling die [geïntimeerde] ten tijde van het ondertekenen van de beëindigingsovereenkomst deed dat hij binnen een week ander werk zou vinden. Bovendien blijkt hieruit dat [geïntimeerde] niet afhankelijk wil zijn van een WW-uitkering. De inschrijving kan een eventuele toekenning van een WW-uitkering in de weg staan. [geïntimeerde] heeft nooit stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij een WW-uitkering heeft aangevraagd en evenmin heeft hij een weigering van een aanvraag getoond, aldus nog steeds Asbestsanering.
3.4
Het hof oordeelt als volgt. De vraag of Asbestsanering zich ervan diende te vergewissen of [geïntimeerde] de wil had de arbeidsovereenkomst te beëindigen met alle mogelijk nadelige gevolgen van dien moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden die zich voordeden ten tijde van het sluiten van de beëindigingsovereenkomst. Als [geïntimeerde] zich daarna als zelfstandige heeft ingeschreven in het Handelsregister kan daaruit zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ook in samenhang met hetgeen Asbestsanering overigens heeft gesteld, niet worden afgeleid dat hij zich bij het aangaan van de beëindigingsovereenkomst realiseerde wat daarvan de mogelijk negatieve gevolgen voor hem waren. Indien [geïntimeerde] geen WW-uitkering heeft aangevraagd, geldt daarvoor hetzelfde. Hierop stuit grief 2 af.
3.5
De grieven 1 en 3 die betrekking hebben op de omvang van de door de kantonrechter toegewezen loonvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De grieven falen. [geïntimeerde] heeft zich bij de genoemde brief van zijn gemachtigde van 12 december 2011 beschikbaar gehouden voor het verrichten van de bedongen arbeid. Als [geïntimeerde] gedurende de periode waarover hij doorbetaling van loon vordert als zelfstandige werkzaamheden heeft verricht kan daar niet zonder meer uit worden afgeleid dat deze beschikbaarheid heeft opgehouden te bestaan. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden vereist die door Asbestsanering niet zijn gesteld.
3.6
De grieven zijn tevergeefs voorgedragen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd, wat er zij van hetgeen de kantonrechter heeft overwogen omtrent de omvang van de loonvordering.
3 De beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
verwijst Asbestsanering in de kosten van de procedure aan de kant van [geïntimeerde], in hoger beroep begroot op € 299,- aan verschotten en nihil voor salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.F.M. Cortenraad, D.J. van der Kwaak en S.F. Schütz en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 september 2013.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: