4.2.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de BTW-richtlijn kunnen de lidstaten als belastingplichtige aanmerken eenieder die incidenteel een handeling verricht in verband met de in artikel 9, lid 1, tweede alinea, bedoelde werkzaamheden, met name een van de volgende handelingen:
a) de levering van een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het bijbehorende terrein vóór de eerste ingebruikneming;
b) de levering van een bouwterrein.
4.4.
De stelling van eiseres dat desondanks elke levering van een onroerende zaak altijd tot ondernemerschap in de zin van de Wet OB leidt, kan de rechtbank niet volgen. Artikel 12, eerste lid, van de BTW-richtlijn zou daarmee een overbodige bepaling zijn.
4.5.
Het Hof van Justitie heeft op 15 september 2011, Slaby en Kuc, C-180/10 en C-181/10, NTFR 2011/2518, voor zover hier relevant, het volgende overwogen:
“36. Volgens de rechtspraak kan de loutere uitoefening door de eigenaar van zijn eigendomsrecht op zich niet als een economische activiteit worden beschouwd (zie arrest van 20 juni 1996, Wellcome Trust, zaak C-155/94, Jurispr. p. I-3013, punt 32).
37. Het aantal en de omvang van de in casu verrichte verkopen zijn op zich niet voor doorslaggevend belang. Zoals het Hof reeds heeft geoordeeld, kan de omvang van de verkopen niet dienen als criterium om een onderscheid te maken tussen de handelingen van een marktdeelnemer die als particulier handelt, die buiten de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, en de handelingen van een marktdeelnemer die een economische activiteit vormen. Het Hof heeft opgemerkt dat aanzienlijke verkopen ook door particuliere marktdeelnemers kunnen worden verricht (zie in die zin arrest Wellcome Trust, reeds aangehaald, punt 37).
38. Het feit dat de betrokkene vóór verkoop het terrein heeft verkaveld om een hogere prijs in het totaal te verkrijgen, de tijdspanne waarbinnen deze handelingen zijn verricht, of het bedrag van de ermee verkregen inkomsten zijn evenmin op zich van doorslaggevend belang. Al deze omstandigheden kunnen immers eigen zijn aan het beheer van het privévermogen van de betrokkene.
39. Dat ligt evenwel anders wanneer de betrokkene voor de verkoop van onroerend goed actief stappen onderneemt door middelen in te zetten die te vergelijken zijn met die welke een fabrikant, handelaar of dienstverrichter in de zin van artikel 9, lid 1, tweede alinea, van de btw-richtlijn aanwendt.
40. Dergelijke actieve stappen kunnen onder meer bestaan in de uitvoering van werken om deze terreinen bouwrijp te maken en het gebruik van beproefde verkooptechnieken.
41. Aangezien dergelijke initiatieven normaal gezien niet passen bij het beheer van een privévermogen, kan de levering van een bouwterrein in een dergelijk geval niet worden beschouwd als de loutere uitoefening door de eigenaar van zijn eigendomsrecht.” .
4.6.
Uit deze overwegingen kan worden afgeleid dat het enkel hebben van een eigendomsrecht en de verkoop daarvan nog niet leidt tot economische activiteit en dus tot ondernemerschap in de zin van de Wet OB. Daarvoor is pas sprake als verkoopster handelingen verricht die het normale vermogensbeheer te buiten gaan. Ter zitting heeft eiseres, onder andere in haar pleitnota, naar voren gebracht dat verkoopster zorg moest dragen voor een omgevingsvergunning en naast het pand ook een omgevingsvergunning leverde. Voor zover eiseres stelt dat dit maakt dat er sprake is van meer dan normaal vermogensbeheer, merkt de rechtbank het volgende op. De omgevingsvergunning is aangevraagd door eiseres en aan eiseres verstrekt. De kosten van de omgevingsvergunning zijn ook door eiseres gedragen. Het verkrijgen van een omgevingsvergunning kan gelet op vorenstaande niet als handeling van verkoopster worden gezien. Dat eiseres als agent van verkoopster is opgetreden blijkt nergens uit. Sterker nog, anders dan eiseres ter zitting stelde, blijkt uit de koopovereenkomst, dat het aan eiseres was om een omgevingsvergunning te verkrijgen. Immers op grond van artikel 9 van de koopovereenkomst geschiedt de koop onder de ontbindende voorwaarde dat de koper (eiseres) de van overheidswege benodigde vergunningen en ontheffingen, benodigd om het verkochte te slopen heeft verkregen (waaronder een omgevingsvergunning).
De enige handeling van verkoopster naast de levering is het in bruikleen geven van de etalage. Het enkele feit dat verkoopster de etalage van het pand tijdelijk zonder vergoeding in bruikleen heeft gegeven zodat de bruiklener een oogje in het zeil kon houden, gaat naar het oordeel van de rechtbank het normale vermogensbeheer niet te buiten. Verkoopster kwalificeert derhalve voor de Wet OB niet als ondernemer, zodat geen sprake kan zijn van een verkrijging krachtens een levering als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, van de Wet OB. Van een vrijstelling van overdrachtsbelasting op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, van de WBR kan derhalve geen sprake zijn.”