BBS heeft acht grieven tegen de bestreden beschikking gericht die zich lenen voor gezamenlijke behandeling. BBS betoogt dat haar weliswaar enige verwijten kunnen worden gemaakt, maar dat er onvoldoende gewichtige redenen aanwezig zijn voor ontslag en dat BBS in ieder geval nog een laatste kans had behoren te krijgen om verbeteringen aan te brengen. Kort na de bestreden beschikking zou – op 6 december 2012 - de laatste audit worden verricht. BBS ziet niet in waarom het resultaat daarvan niet kon worden afgewacht en waarom BBS niet gehoord is op het voornemen tot ontslag.
BBS heeft de onvolkomenheden in de bewind dossiers verholpen. Zo bevatte elk dossier op 15 november 2012 een boedelbeschrijving en de relevante bankafschriften en had BBS geen achterstand met het doen van rekening en verantwoording. BBS heeft van haar wettelijk recht gebruik gemaakt om aan de Belastingdienst de uitstelregeling via haar Beconnummer te vragen. Van het feit dat BBS niet alle belastingaangiften tijdig heeft gedaan, hebben de betreffende cliënten dus geen hinder ondervonden. Hetzelfde geldt ten aanzien van de achterstand in de aanvraag van kwijtscheldingen in 2009; cliënten zijn daardoor niet benadeeld. BBS kreeg aanvankelijk alle zaken van de afdeling schuldhulpverlening van de gemeente Den Helder. Dat waren de moeilijkste gezinnen en het bewind in deze zaken vergde dan ook extra tijd.
Onjuist is het oordeel van de kantonrechter dat er talloze klachten zijn binnengekomen (en gegrond verklaard) en dat de kantonrechter BBS herhaaldelijk de kans heeft gegeven haar zaken op orde te brengen. Er is slechts één serieuze klacht met een gestelde schade van rond € 9.000,- gegrond verklaard, van welke uitspraak BBS hoger beroep heeft ingesteld. Alle overige klachten zijn ongegrond verklaard c.q. niet van betekenis.
Onredelijk is het oordeel van de kantonrechter dat voldoende is gebleken van het meer dan eens gedurende langere tijd niet (tijdig) betalen van rekeningen van cliënten waaronder verplichte verzekeringen, hetgeen er in een aantal gevallen toe heeft geleid dat cliënten zijn geroyeerd. BBS had voor ieder dossier een digitaal budgetplan. Zij deed er alles aan om royement te voorkomen, maar BBS kon geen geld voorschieten.
De kantonrechter heeft ten slotte ten onrechte overwogen dat BBS de derdengeldenrekening is blijven gebruiken ook nadat de ontheffing door De Nederlandse Bank (DNB) was ingetrokken. Met DNB had BBS afgesproken de rekening af te bouwen en op te heffen. Er was geen sprake van onaanvaardbare risico’s met het vermogen van cliënten en er is niet gefraudeerd, aldus BBS.