5.1.
In artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet is opgenomen:
“2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder parkeren verstaan het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.”
5.2.
In de Verordening (Parkeerbelasting 2011) staat onder meer:
“Artikel 1 Parkeerbelastingen
Onder de naam van parkeerbelastingen worden de volgende belastingen geheven:
a.een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze; […].
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a.parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
[…]
c.parkeerapparatuur: parkeermeters, voor het betalen van de parkeerbelasting ingerichte mobiele telefoons, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan; […].
Artikel 4 Tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld
1. De belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren. […]
Artikel 5 Tarief, tijdvak en maatstaf van heffing
Het tarief, het tijdvak en de maatstaf van heffing zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
Artikel 6 Wijze van heffing, termijn van betaling en restitutie
1. De belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte, en wel door middel van het, bij aanvang van het parkeren, werpen van geld in parkeerapparatuur […].
Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing van parkeerapparatuurplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar en het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen bij besluit van het college van burgemeester en wethouders, gehoord de stadsdelen. […]
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van parkeerbelastingen.”
5.3.
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam heeft op 14 december 2010 het “Uitvoerings- en aanwijzingsbesluit op grond van de Verordening Parkeerbelastingen 2011 en de Parkeerverordening 2009” vastgesteld (verder het Besluit). In het Besluit staat onder meer:
- gelet op de artikelen 225, 234 en 235 van de Gemeentewet, het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen […] het noodzakelijk is nadere regels vast te stellen ter uitvoering van de hiervoor vermelde verordeningen;
- invulling moet worden gegeven aan de opdracht van de raad verwoord in artikel 1, onder a, van de Verordening Parkeerbelastingen 2011, waarbij de plaats, het tijdstip en de wijze van het parkeren bepaald moeten worden,
Brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van 14 december 2010 hebben besloten:
I. dat alleen tegen voldoening van de belasting, als vermeld in artikel 1, onder a van de Verordening Parkeerbelastingen 2011, mag worden geparkeerd op de parkeerapparatuurplaatsen […];
II. dat de voldoening van de parkeerbelasting mede geschiedt met inachtneming van de voorschriften die op de/het door de gemeente uitgegeven parkeerkaart/betaalbewijs, dan wel op de parkeerapparatuur zijn gesteld;
III. dat geen naheffingsaanslag wordt opgelegd binnen 10 minuten na het verstrijken van de op de parkeerkaart aangegeven geldigheidsduur, […];
IV. dat een Amsterdamse parkeerkaart geldig is in de hele gemeente, mits telkens omgerekend naar het tarief zoals bedoeld in de vigerende Verordening Parkeerbelastingen en is aangegeven op de parkeerapparatuur, op de plaats van het parkeren. […];
XVI. dat dit besluit in werking treedt op 1 januari 2011;
XVII. te bepalen dat dit besluit zal worden bekendgemaakt in afdeling 3B van het Gemeenteblad.”