2.2
In artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is bepaald dat in
afwijking van artikel 6:8 van de Awb de termijn voor het instellen van beroep aanvangt met
ingang van de dag na die van dagtekening van de uitspraak van de inspecteur, tenzij de dag
van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking.
2.3
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de
termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien
redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is
geweest.
3. De rechtbank stelt vast dat eiseres bij brief van 4 april 2013 beroep heeft ingesteld
tegen de bestreden uitspraak van 21 februari 2013. De beroepstermijn is dus aangevangen op
22 februari 2013 en geëindigd op 4 april 2013.
4. Het beroepschrift van eiseres is na het einde van de beroepstermijn door de
rechtbank Haarlem op 5 april 2013 per fax ontvangen. Het beroepschrift is daarom niet tijdig
ingediend.
5. Eiseres heeft ter overschrijding van de beroepstermijn aangevoerd dat zij heeft
geprobeerd op 4 april 2013 het beroepschrift per fax te verzenden, maar dat de verzending haar
op dat moment niet lukte. Eiseres heeft ter zitting aangegeven dat zij. kort gezegd, achter de
feiten aanloopt omdat er zoveel moet gebeuren. Zij wil niet altijd hulp van haar zoon inroepen,
wat gedaan moet worden blijft tot op het laatste moment liggen of wordt niet gedaan. Het is
eiseres allemaal teveel.
6. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding de
termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Eiseres heeft, door tot het laatste moment te wachten met het instellen van beroep, het risico
heeft genomen dat het beroepschrift niet tijdig door de rechtbank zou worden ontvangen. De
Awb schrijft voor dat, alvorens de zaak inhoudelijk kan worden behandeld, aan een aantal in de
wet genoemde eisen moet zijn voldaan, waaronder liet tijdig indienen van een beroepschrift. De
achtergrond daarvan is dat van een besluit moet kunnen worden uitgegaan als de termijn voor
het instellen van het beroep eenmaal is verstreken. Eiseres heeft geen argumenten aangevoerd
op grond waarvan kan worden aangenomen dat sprake is van een verschoonbare
termijnoverschrijding kunnen leiden. Eiseres heeft nagelaten om hulp van derden in te roepen voor het tijdig indienen van een (voorlopig) beroepschrift.
2.3.
In hoger beroep stelt belanghebbende zich op het standpunt dat zij op 4 april 2013 een (pro forma) beroepschrift heeft ingediend. De heffingsambtenaar sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank.
2.4.1
De onder 1.4 genoemde nadere stukken bevatten onder meer een overzicht van faxberichten die zijn verzonden vanaf het ten name van belanghebbende staande faxnummer [012345678]. Blijkens dit overzicht is op 4 april 2013 om 23.27 uur één pagina gefaxt naar nummer 0238883977, het faxnummer van de rechtbank. Achter deze vermelding is opgenomen “OK”. Voorts is op het overzicht vermeld dat op 5 april 2013 om 15.54 één pagina en om 16.04 zeven pagina’s naar het nummer 0238883977 zijn gefaxt, met daarachter de vermelding “OK”.
Blijkens het overzicht is het faxen van één pagina op 5 april 2013 om 15.57 geannuleerd.
2.4.2.
Op het bij de rechtbank ontvangen beroepschrift, gedagtekend 4 april 2013, is door het faxapparaat van de rechtbank vermeld dat het uit zeven pagina’s bestaande beroepschrift op 5 april 2013 is ontvangen; de op pagina 1 vermelde tijd is 16.03 uur en de op pagina 7 vermelde tijd is 16.06 uur. Pagina 2 van dat beroepschrift bevat een op 4 april 2013 gedagtekend pro forma beroep tegen de uitspraak op bezwaar.
2.4.3.
Ter zitting in hoger beroep heeft belanghebbende gesteld dat de op 4 april om 23.27 uur verzonden pagina, welke vóór 24.00 uur bij de rechtbank moet zijn ingekomen, dezelfde pagina is als de op 5 april om 16.04 uur door de rechtbank ontvangen pagina 2 van de op die datum naar de rechtbank gefaxte bladzijden. Zij veronderstelt dat de op 4 april verzonden pagina door medewerkers van de griffie van de rechtbank is weggegooid omdat deze zelfde bladzijde reeds deel uitmaakte van het (van verdere bijlagen voorziene) beroepschrift in de versie die zij op 5 april verzond.
2.4.4.
De heffingsambtenaar heeft ter zitting verklaard dat hij het verhaal van belanghebbende betwist onder verwijzing naar het oordeel van de rechtbank.
2.5.
Nu het hiervoor opgenomen verhaal van belanghebbende wordt ondersteund door de in het logboek opgenomen gegevens, zoals vermeld onder 2.2, en het Hof geen reden heeft voor twijfel aan de juistheid van die gegevens, welke als zodanig ook niet (gemotiveerd) door de heffingsambtenaar zijn betwist, acht het Hof aannemelijk dat op 4 april 2013 bij de rechtbank rond 23.28 uur een faxbericht bestaande uit één pagina is ontvangen van belanghebbende, en acht het Hof geloofwaardig dat deze pagina overeenkomt met de pagina die de volgende dag nogmaals is verzonden en waarin formeel beroep wordt ingesteld en wordt verzocht uitstel te verlenen om het beroep op een later tijdstip aan te vullen. Dit brengt mee dat het beroep tijdig is ontvangen.
2.6.
Het vorenoverwogene voert tot de slotsom dat de rechtbank het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Voor zo’n geval bepaalt artikel 8:115, lid 1, aanhef en onderdeel a, Awb dat het Hof de zaak terugwijst naar de rechtbank. Voor het achterwege laten van de toepassing van deze bepaling heeft het Hof geen reden, nu belanghebbende ter zitting desgevraagd heeft verklaard de beslissing over het al dan niet terugwijzen aan het Hof over te laten.