Belanghebbendes gemachtigde heeft meermalen om uitstel van de zitting bij de rechtbank gevraagd, laatstelijk bij mail van 6 mei 2013. Gelijk in de uitspraak is vermeld en blijkt uit de tot de gedingstukken behorende brieven van de rechtbank van 26 april 2013 en 7 mei 2013 is het verzoek om uitstel schriftelijk en mondeling afgewezen, en heeft de rechtbank na de zitting uitspraak gedaan. De stelling van de gemachtigde dat zijn verzoek om uitstel nog bij de rechtbank in behandeling is, dient dan ook te worden verworpen.
Met betrekking tot de vraag of het verzoek had moeten worden ingewilligd, overweegt het Hof als volgt.
De eisen van een goede rechtspleging brengen mee dat ingeval een belanghebbende of zijn gemachtigde tijdig en onder aanvoering van gewichtige redenen waarom hij niet op de voor behandeling van de zaak vastgestelde zittingsdag aanwezig kan zijn of zich op de behandeling kan voorbereiden, verzoekt die behandeling op een nader te bepalen dag te doen plaatsvinden, de rechter dat verzoek inwilligt, tenzij hij oordeelt dat zwaarder wegende belangen aan zodanig uitstel in de weg staan (HR 28 januari 2011, nr. 09/04360, V-N 2011/9.5).
De rechtbank heeft dienaangaande onder meer overwogen dat uit niets blijkt dat de afspraak met de cardioloog verband houdt met een spoedeisende medische kwestie, dat tussen het verzoek en de afspraak een termijn van 11 dagen ligt, dat ook uit het aanbod van de gemachtigde om later op dezelfde dag te verschijnen blijkt dat zich geen spoedeisende medische kwestie voordeed, dat de afspraak met de cardioloog dient te worden beschouwd als een periodieke controle en dat de gemachtigde met de cardioloog een andere afspraak had kunnen maken.
Op grond van deze overwegingen, die het Hof overneemt en tot de zijne maakt, moet worden geoordeeld dat geen sprake is van een gewichtige reden in de zin van vorengenoemd arrest van de Hoge Raad, zodat de rechtbank, wat er zij van hetgeen zij overigens in dit verband heeft overwogen, het verzoek om uitstel terecht heeft afgewezen.