3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
( i) [geïntimeerde] is per 1 april 1990 in dienst getreden bij de Stichting Uitvoeringsorganen 'VOM' (verder: Stuvom) in de functie van supervisor.
(ii) Op grond van de arbeidsovereenkomst is van toepassing het Reglement Arbeidsvoorwaarden. Artikel 22 van dit reglement luidt als volgt:
"Voor de pensioenvoorzieningen die ten behoeve van de personeelsleden zijn getroffen wordt verwezen naar het hierop betrekking hebbende reglement. Wij wijzen U met name op artikel 2 lid 3 ten aanzien waarvan wij uitdrukkelijk het voorbehoud maken ten aanzien van de acceptatie door de verzekeringen."
(iii) Op grond van artikel 7 van het (met ingang van 1 oktober 1989 in werking getreden) pensioenreglement van Stuvom bedraagt het ouderdomspensioen voor elk dienstjaar 1,75% van de laatstelijk voor de deelnemer geldende pensioengrondslag. Artikel 13 lid 2 van het reglement luidt als volgt:
"De werkgever behoudt zich het recht voor de (…) bijdrage aan de regeling in enig kalenderjaar te verminderen voor het geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden of indien wettelijke of andere pensioenregelingen worden gewijzigd resp. worden ingevoerd. Indien de werkgever voornemens is over te gaan tot uitoefening van het in dit lid aan hem toegekend recht, deelt hij dit onverwijld schriftelijk mede aan degenen wier pensioen of aanspraak op pensioen dientengevolge wordt getroffen, alsmede aan de verzekeraar."
(iv) Per 1 januari 2000 is voormeld pensioenreglement vervangen. In het nieuwe pensioenreglement staat onder meer vermeld dat het jaarlijkse oudedagspensioen gelijk is aan 1,75% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag van de deelnemer, vermenigvuldigd met het aantal pensioenjaren van de deelnemer. In artikel 15 van het pensioenreglement staat voorts dat het recht wordt voorbehouden de pensioenregeling te verlagen, beperken of beëindigen, indien
"a. de oudedags- en/of nabestaandenuitkeringen van overheidswege zodanig ingrijpend worden gewijzigd, dat een herziening of beëindiging van de pensioenregeling (…) noodzakelijk is;
b. (…)
c. onze financiële positie de uitgaven terzake van de pensioenregeling niet meer toelaat. (…)."
( v) In 2002 is de naam van Stuvom gewijzigd in Stavom.
(vi) In 2003 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waar namens Stavom een presentatie is gegeven over de wijziging van de pensioenregeling.
(vii) Bij brief van 22 november 2003 heeft [X], secretaris/penningmeester van Stavom, het volgende aan [geïntimeerde] medegedeeld:
"Bijgevoegd vindt u een notitie en een financieel overzicht betreffende de speciale pensioenregeling die het bestuur van de Stichting Stavom wil afsluiten met de verzekeraar Nationale Nederlanden (NN) voor de groep werknemers die in dienst waren op 31-12-1999 én die niet geopteerd hebben voor de nieuwe pensioenregeling op basis van beschikbare premie die per 1-1-2000 de officiële regeling is geworden. (…) Wij willen u verzoeken aan de directeur (…) melding te maken van de ontvangst van dit schrijven en aan te geven of het bestuur van de Stichting Stavom op basis van de verstrekte gegevens NN kan verzoeken de contracten officieel te maken. (…)."
In de bijgevoegde notitie wordt uiteengezet waarom een wijziging van de pensioenregeling nodig is. Hieromtrent wordt in de notitie onder meer vermeld:
"Uw persoonlijke situatie
[geïntimeerde]
In het bijgevoegde overzicht is een opbouw gegeven van de elementen die tezamen uw pensioen vormen. (…)."
(viii) [geïntimeerde] heeft per e-mailbericht van 4 december 2003 aan Stavom bericht dat hij de brief van 22 november 2003 heeft ontvangen. Tevens heeft [geïntimeerde] het volgende geschreven:
"De gegevens zijn doorgestuurd naar ons accountants kantoor alwaar een deskundige zich over de verstrekte gegevens zal buigen. Zodra wij iets van hem vernemen zal ik verdere gegevens aan u doorgeven. (…)."
(ix) In 2004 is de nieuwe pensioenregeling (een middelloonregeling op basis van 1,25%) in de pensioencontracten, waaronder die van [geïntimeerde], doorgevoerd.
( x) Op 14 maart 2005 is de entiteit Stavom gewijzigd in A.C. VOM B.V. COT was enig aandeelhouder.
(xi) COT heeft op 1 januari 2007 een deel van de activiteiten van A.C. VOM overgenomen, waaronder de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde]. A.C. VOM is vervolgens geliquideerd.
(xii) Op 29 september 2008 heeft COT een personeelsbijeenkomst georganiseerd over pensioenen.
(xiii) Op 21 oktober 2008 heeft [geïntimeerde] een Uniform Persoonlijk Pensioenoverzicht 2008 ontvangen van Nationale-Nederlanden. In dit overzicht staat onder meer vermeld:
"U krijgt elk jaar een pensioenoverzicht omdat u deelneemt in een pensioenregeling via uw werkgever. (…)
Op welke gegevens is uw pensioenoverzicht gebaseerd?
(…)
Opbouwpercentage(s) 1,2500% (…)."
(xiv) [geïntimeerde] heeft bij brieven van 17 december 2008 en 28 januari 2009 aan Nationale-Nederlanden verzocht het opbouwpercentage overeenkomstig het pensioenreglement te wijzigen in 1,75%.
(xv) Bij brief van 20 februari 2009 heeft Nationale-Nederlanden aan [geïntimeerde] medegedeeld dat de pensioenregeling met ingang van 1 januari 2000 is gewijzigd in een middelloonregeling met een opbouwpercentage van 1,25%.
(xvi) Bij brief van 12 maart 2009 heeft Nationale-Nederlanden toegelicht dat de wijziging van de pensioenregeling in 2004 met terugwerkende kracht is ingevoerd en dat volgens haar informatie COT het personeel hierover heeft ingelicht.
(xvii) [geïntimeerde] heeft COT verzocht om zijn pensioenregeling vanaf 2000 volgens de oude voorwaarden te continueren.
3.2.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg, naast een kostenveroordeling, gevorderd primair dat COT – op straffe van verbeurte van een dwangsom – wordt veroordeeld tot het treffen van een aanvullende pensioenverzekering voor [geïntimeerde], zodanig dat zijn pensioenaanspraken vanaf 1 januari 2000 tot 1 januari 2010 onafgebroken worden voortgezet op basis van een eindloonregeling met een opbouwpercentage van 1,75% en subsidiair dat COT – op straffe van verbeurte van een dwangsom – wordt veroordeeld tot het treffen van een aanvullende pensioenverzekering voor [geïntimeerde], zodanig dat zijn pensioenaanspraken vanaf 1 januari 2000 tot 1 januari 2004 onafgebroken worden voortgezet op basis van een eindloonregeling met een opbouwpercentage van 1,75%. Hij heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat hij nooit met een wijziging van de pensioenregeling heeft ingestemd, zodat de nieuwe pensioenregeling niet op hem van toepassing is. COT heeft tegen de vorderingen van [geïntimeerde] verweer gevoerd.
3.6.
COT komt met haar tweede grief op tegen het oordeel van de kantonrechter dat, kort gezegd, [geïntimeerde] niet heeft ingestemd met de wijziging in de pensioenregeling althans dat dit niet uit diens verklaringen en gedragingen kan worden afgeleid. In dit verband verwijst COT (wederom) naar de aan [geïntimeerde] gerichte brief van Stavom van 22 november 2003. COT stelt dat [geïntimeerde] door middel van deze brief goed is geïnformeerd over de beoogde wijziging, dat [geïntimeerde] de ontvangst van deze brief heeft bevestigd en dat [geïntimeerde] niet tegen de beoogde wijziging heeft geprotesteerd althans niet heeft laten weten dat hij niet met die wijziging kon instemmen. Voorts verwijst COT in dit verband naar pensioenoverzichten die Nationale-Nederlanden aan [geïntimeerde] zou hebben toegezonden en waaruit het gewijzigde opbouwpercentage zou blijken. Ten slotte somt COT een aantal omstandigheden op die volgens haar zowel op zichzelf als in onderling verband de conclusie rechtvaardigen dat [geïntimeerde] gebonden is aan de wijziging van de pensioenregeling althans voldoende verklaringen en gedragingen opleveren van de kant van [geïntimeerde] om hem aan die wijziging gebonden te achten. COT noemt de volgende omstandigheden:
- -
(de rechtsvoorganger van) COT heeft [geïntimeerde] door middel van een presentatie in 2003 en de brief en notitie van 22 november 2003 uitgebreid over de wijziging van de pensioenregeling en de gevolgen daarvan voor [geïntimeerde] geïnformeerd;
- -
[geïntimeerde] heeft niet binnen een redelijke termijn na 22 november 2003 bezwaar gemaakt tegen de wijziging van de pensioenregeling;
- -
[geïntimeerde] heeft niet van de door (de rechtsvoorganger van) COT geboden mogelijkheid gebruik gemaakt om een nadere toelichting omtrent de wijziging van de pensioenregeling te verzoeken;
- -
gelet op het opleidingsniveau en de functie van [geïntimeerde] als supervisor mocht van [geïntimeerde] worden verwacht dat hij de inhoud en de gevolgen van de wijziging van de pensioenregeling begreep;
- -
ook het door [geïntimeerde] bij zijn accountant ingewonnen advies heeft niet geleid tot bezwaar tegen de wijziging van de pensioenregeling;
- -
een collega van [geïntimeerde] heeft in een personeelsbijeenkomst in september 2008 naar de wijziging van de pensioenregeling in 2004 verwezen. Die wetenschap bestond ook bij [geïntimeerde];
- -
na 2004 heeft [geïntimeerde] periodiek pensioenoverzichten van Nationale-Nederlanden ontvangen waarin de wijziging van de pensioenregeling is verwerkt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
3.7.
Tussen partijen staat vast dat [geïntimeerde] in de aan hem gerichte brief van Stavom van 22 november 2003 is geïnformeerd over de door Stavom beoogde wijziging van de pensioenregeling. Bovendien staat vast dat [geïntimeerde] de goede ontvangst van deze brief aan Stavom heeft bevestigd in zijn e-mailbericht van 4 december 2003. Uit de bedoelde brief van Stavom (met name uit de woorden: "(…) en aan te geven of het bestuur van de Stichting Stavom op basis van de verstrekte gegevens NN kan verzoeken de contracten officieel te maken.") kan onmiskenbaar worden afgeleid dat Stavom – wat ook voor de hand liggend was – de desbetreffende werknemer, in dit geval derhalve [geïntimeerde], vroeg kenbaar te maken of deze met de beoogde wijziging kon instemmen. Dit heeft [geïntimeerde] in zijn e-mailbericht van 4 december 2003 aan Stavom niet gedaan: in dit bericht heeft [geïntimeerde], vrij vertaald, slechts te kennen gegeven dat hij een en ander naar zijn accountant had doorgestuurd met het verzoek hiernaar te kijken, waarna hij er bij Stavom op terug zou komen. Vaststaat dat dit laatste nooit is gebeurd. Onder deze omstandigheden had het op de weg van COT gelegen om te eniger tijd bij [geïntimeerde] naar zijn standpunt hieromtrent te informeren en aldus duidelijkheid daaromtrent te verkrijgen. Dat heeft COT niet gedaan. Uit het feit dat [geïntimeerde] niet heeft geprotesteerd tegen de inhoud van de brief of niet aan Stavom heeft laten weten dat hij daarmee niet kon instemmen, kan derhalve niet worden afgeleid dat hij met de inhoud van die brief heeft ingestemd. Ook de overige door COT genoemde omstandigheden zijn zowel afzonderlijk als in onderling verband beschouwd onvoldoende om die conclusie te kunnen rechtvaardigen, terwijl zij evenmin voldoende zijn – voor zover COT daarop (mede) doelt – om aan te nemen dat aan de kant van [geïntimeerde] sprake is (geweest) van rechtsverwerking. Daarbij merkt het hof volledigheidshalve op dat, ook als vast zou komen te staan dat [geïntimeerde] de pensioenoverzichten van Nationale-Nederlanden al vóór 2008 heeft ontvangen – wat hij betwist –, dit aan het voorgaande geen afbreuk kan doen. Uit een en ander volgt de conclusie dat grief II faalt.
3.10.
[geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord zijn eis gewijzigd. Vervolgens heeft COT (via een zogenoemd H10-formulier, gedateerd op 2 mei 2013) het verzoek gedaan een akte te mogen nemen, en dit verzoek daarbij als volgt toegelicht:
"Wij hebben behoefte aan het vragen van een akte, om reden dat:
a. cliënte recent de beschikking heeft gekregen over documenten, die van belang zijn voor de procedure. Wij wensen die stukken bij akte in het geding te brengen en hierop een toelichting te geven te geven;
b. teneinde inhoudelijk te reageren op de eiswijziging van de wederpartij."
Uit de rol-/archiefkaart van het hof blijkt dat COT hierop de gelegenheid heeft gekregen een akte te nemen als verzocht maar van die gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt. Op grond van een en ander acht het hof het beginsel van hoor en wederhoor voldoende in acht genomen en ziet het geen aanleiding COT (opnieuw) in de gelegenheid te stellen op de gewijzigd geformuleerde eis van [geïntimeerde] te reageren. Het hof zal die gewijzigd geformuleerde eis dan ook toewijzen. Het hof ziet geen aanleiding aan de veroordeling een dwangsom te verbinden.