Grief 2 is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat er voor [appellant] in verband met de renovatie van zijn woning geen noodzaak tot verhuizen bestond en hij dus geen aanspraak kan maken op een vergoeding als bedoeld in artikel 7:220 lid 5 e.v. BW.
Volgens [appellant] bestond er voor hem wel een noodzaak tot verhuizing, omdat:
(1) het gehuurde gedurende ten minste drie maanden, van april 2011 tot en met juni 2011, verduisterd is geweest;
(2) hij gedurende een periode van ten minste vier weken, van eind mei 2011 tot begin juli 2011, geen gebruik heeft kunnen maken van de keuken;
(3) hij gedurende dezelfde periode van ten minste vier weken geen gebruik heeft kunnen maken van de badkamer en douche;
(4) hij gedurende dezelfde periode van ten minste vier weken geen gebruik heeft kunnen maken van het toilet;
(5) hij gedurende dezelfde periode van ten minste vier weken geen gebruik heeft kunnen maken van de verwarming;
(6) hij gedurende dezelfde periode van ten minste vier weken geen gebruik heeft kunnen maken van stromend water;
(7) tijdens diezelfde periode het gehuurde vol stond met stof;
(8) hij gedurende de periode april 2011 tot en met mei 2012 geluidsoverlast heeft ondervonden, terwijl hij op doktersadvies rust diende te houden aangezien hij lijdt aan epileptische stoornissen.
3.5.1
Het hof oordeelt als volgt. De door [appellant] onder (2) tot en met (6) opgesomde omstandigheden/bezwaren heeft Rochdale reeds in eerste aanleg gemotiveerd betwist, onder overlegging van een op het gehuurde betrekking hebbend planningsoverzicht. Uit dit overzicht blijkt dat het gaat om werkzaamheden op tien werkdagen gedurende een periode van in totaal dertien werkdagen. Daarbij heeft Rochdale aangevoerd dat het toilet gedurende één dag en keuken en douche gedurende zeven dagen niet te gebruiken zijn geweest, waarbij wel een voorziening is getroffen zodat kon worden gekookt, dat water en verwarming aanwezig bleven en [appellant] desgewenst in de betreffende periode gebruik had kunnen maken van de voorzieningen van een in de buurt gelegen andere woning. Aangezien [appellant] tegenover dit gemotiveerde verweer zijn voornoemde bezwaren in beroep niet nader heeft onderbouwd, gaat het hof hieraan voorbij.
3.5.2
Hetzelfde lot treft de door [appellant] onder (1) gestelde verduistering van het gehuurde en onder (8) genoemde geluidsoverlast in combinatie met zijn medische situatie (epileptische stoornissen). Tegenover de gemotiveerde betwisting door Rochdale heeft [appellant], die bij pleidooi in hoger beroep niet in persoon is verschenen, deze bezwaren en persoonlijke omstandigheden niet nader onderbouwd of toegelicht.
3.5.3
Ten slotte legt het enkele bezwaar van [appellant] onder (7) dat het gehuurde tijdens de renovatie vol stond met stof onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen. Bij het uitvoeren van werkzaamheden als hier aan de orde zal een huurder altijd enige mate van (stof)overlast ondervinden, doch dit betekent niet zonder meer een noodzaak tot verhuizen.