Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHAMS:2014:647

Gerechtshof Amsterdam
04-03-2014
02-04-2014
200.123.669
Civiel recht
Hoger beroep

Verplichting tot afdracht van pensioenpremies en bijdragen aan sociaal fonds schoonmaakbranche. Te stellen eisen aan betwisting door werkgever van premies en bijdragen die door pensioenfonds en sociaal fonds zijn vastgesteld. Verplichting werkgever tot aanleveren juiste en volledige gegevens.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2014-0318
VAAN-AR-Updates.nl 2014-0318

Uitspraak

arrest

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II

zaaknummer : 200.123.669/01

zaaknummer rechtbank (Amsterdam) : CV 12-4957

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 4 maart 2014

inzake

[appellant] ,

wonend te [woonplaats],

appellant,

advocaat: mr. J.M. Bakx-van den Anker te Amsterdam,

tegen:

1. de stichting STICHTING RAAD VOOR ARBEIDSVERHOUDINGEN SCHOONMAAK- EN GLAZENWASSERSBRANCHE (RAS),

gevestigd te ’s-Hertogenbosch, en

2. de stichting STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET SCHOONMAAK- EN GLAZENWASSERSBEDRIJF,

gevestigd te Utrecht,

geïntimeerden,

advocaat: mr. J.A. Trimbach te De Meern.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna respectievelijk [appellant] en de stichtingen genoemd.

[appellant] is bij gelijkluidende dagvaardingen van 30 en 31 januari 2013 in hoger beroep gekomen van vonnissen van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam, hierna ‘de kantonrechter’, van 3 juli 2012 en 6 november 2012, in deze zaak onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen hem als gedaagde en de stichtingen als eiseressen.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, met een productie;

- memorie van antwoord, met producties;

- akte uitlating producties, tevens dienend tot overlegging van verdere producties.

[appellant] heeft bij de memorie van grieven geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof het bestreden vonnis van 6 november 2012 zal vernietigen en alsnog de vordering van de stichtingen zal afwijzen, met – uitvoerbaar bij voorraad – beslissing over de proceskosten. Het hof begrijpt uit deze conclusie en uit de verdere inhoud van de memorie van grieven dat [appellant] het hoger beroep beperkt tot het zojuist genoemde vonnis.

De stichtingen hebben bij de memorie van antwoord geconcludeerd, kort gezegd, tot bekrachtiging van het bestreden vonnis van 6 november 2012, met – uitvoerbaar bij voorraad – beslissing over de proceskosten.

Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.

Ten slotte is arrest gevraagd.

2 Feiten

De kantonrechter heeft in het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 3 juli 2012 onder 1, 1.1 tot en met 1.5, alsmede in het bestreden vonnis van 6 november 2012 onder 1, de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Over de juistheid van die feiten bestaat geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.

3 Beoordeling

3.1.

[appellant] heeft een onderneming gehad die aan het economisch verkeer heeft deelgenomen onder de naam R&K Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten. In de onderneming zijn personen werkzaam geweest die in loondienst van [appellant] waren. Krachtens de toepasselijke pensioenregelgeving waren deze personen gehouden deel te nemen aan het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf. Op [appellant] rustte de verplichting tot betaling van pensioenpremies die wegens hun deelneming in het genoemde fonds verschuldigd waren voor de werknemers in zijn onderneming. [appellant] was daarbij gebonden aan, onder andere, het uitvoeringsreglement van het zojuist genoemde pensioenfonds, hierna ‘het uitvoeringsreglement’. Op grond van artikel 47 van de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf was [appellant] voorts aan geïntimeerde sub 1 bijdragen verschuldigd ten behoeve van het sociaal fonds voor de betrokken bedrijfstak.

3.2.

Geïntimeerde sub 2 is belast met de uitvoering van de pensioenregeling van personen die deelnemen aan het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf, zoals de werknemers van [appellant]. Tot haar taak behoort, onder andere, het innen van verschuldigde pensioenpremies. De stichtingen hebben [appellant] gezamenlijke nota’s gestuurd. Het is daarbij aanvankelijk gegaan om voorschotnota’s, waarbij de door de stichtingen berekende pensioenpremies en bijdragen aan het sociaal fonds over een bepaald loontijdvak aan [appellant] in rekening zijn gebracht. Deze voorschotnota’s zijn naderhand gedeeltelijk herzien, namelijk nadat de stichtingen de verschuldigde premies en bijdragen definitief hadden vastgesteld. In verband hiermee zijn aan [appellant] correctienota’s gestuurd. De stichtingen hebben [appellant] voorts eenmaal per jaar eindafrekeningen doen toekomen, betrekking hebbend op het voorafgaande kalenderjaar.

3.3.

[appellant] heeft een deel van de hem door de stichtingen in rekening gebrachte pensioenpremies en bijdragen aan het sociaal fonds, ook na te zijn aangemaand, onbetaald gelaten. De onbetaald gelaten bedragen betreffen overwegend voorschotnota’s, voor zover deze achteraf niet door vermindering van de desbetreffende bedragen zijn herzien. Zij hebben betrekking op loontijdvakken in verschillende kalenderjaren, te weten 2006 tot en met 2009. Het saldo van de aan [appellant] in rekening gebrachte premies en bijdragen en de door hem betaalde bedragen beloopt € 42.167,01.

3.4.

Tegen de achtergrond van de hierboven weergegeven, tussen partijen vaststaande feiten hebben de stichtingen [appellant] in rechte betrokken en, na in eerste aanleg hun eis te hebben verminderd, diens veroordeling gevorderd tot betaling aan hen van een hoofdsom van € 42.167,01, te vermeerderen met wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en btw over die kosten. Bij het tussenvonnis van 3 juli 2012 heeft de kantonrechter de stichtingen opgedragen de samenstelling van de door hen gevorderde hoofdsom nader toe te lichten, een en ander zoals in dat vonnis overwogen. De stichtingen hebben voor dit doel een akte genomen, waarbij zij hun vordering hebben gespecificeerd. Aan [appellant] is gelegenheid gegeven hierop te reageren. Hij heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Daarop is de vordering bij het bestreden vonnis van 6 november 2012 toegewezen. Tegen deze beslissing en de overwegingen waarop zij berust richt zich het hoger beroep.

3.5.

Met grief I betoogt [appellant] allereerst dat de vordering van de stichtingen, ook na de hierboven bedoelde, door hen in eerste aanleg gegeven toelichting, niet inzichtelijk is en vervolgens dat de bedragen waaruit de vordering is samengesteld, door [appellant] hoe dan ook niet verschuldigd zijn. De grief faalt op beide punten. Hiertoe wordt het volgende overwogen.

3.6.

In de bijlage bij de onder 3.4 bedoelde akte hebben de stichtingen de data, nummers en bedragen genoemd van de nota’s die aan hun vordering ten grondslag liggen. De stichtingen hebben daarbij voorts de aard van die nota’s aangeduid, een en ander zoals onder 3.2 beschreven, aangegeven welke bedragen door [appellant] zijn betaald en wanneer, en gespecificeerd hoe het saldo van de aan [appellant] in rekening gebrachte bedragen en de door hem gedane betalingen zich in de loop van de tijd heeft ontwikkeld. Het moet ervoor worden gehouden dat [appellant] alle genoemde nota’s heeft ontvangen, aangezien het tegendeel niet door hem is aangevoerd, nog daargelaten dat de stichtingen in eerste aanleg kopieën van verzonden nota’s in het geding hebben gebracht. Bij de dagvaarding in eerste aanleg hebben de stichtingen verder overzichten overgelegd waarop de namen zijn vermeld van de werknemers van [appellant] voor wie zij pensioenpremies en bijdragen aan het sociaal fonds in rekening hebben gebracht, de grondslagen op basis waarvan die premies en bijdragen zijn berekend, de toegepaste percentages en de vastgestelde premies en bijdragen per werknemer. Bij de conclusie van repliek hebben de stichtingen bovendien een overzicht overgelegd van de in de kalenderjaren 2006 tot en met 2009 aan [appellant] in rekening gebrachte bedragen, gerangschikt per jaar en met vermelding van notanummers, welk overzicht in de genoemde conclusie op een aantal door [appellant] eerder aangevochten punten is toegelicht.

3.7.

Gelet op het bovenstaande kan niet worden gezegd dat de stichtingen hun vordering niet inzichtelijk hebben gemaakt en evenmin, voor zover [appellant] dit bedoelt, dat zij hebben nagelaten op voldoende inzichtelijke wijze de feiten aan te voeren waarop hun vordering stoelt en dat als gevolg hiervan voor [appellant] niet duidelijk is geweest waartegen hij zich diende te verweren. In ieder geval na de onder 3.4 bedoelde akte, gelezen in samenhang met de eerder door de stichtingen in het geding gebrachte overzichten en kopieën van nota’s, was de vordering voldoende inzichtelijk en was voor [appellant] duidelijk waartegen zijn verweer zich zou moeten of kunnen richten. Dat [appellant] zich niet kan vinden in bepaalde hem in rekening gebrachte bedragen en meent dat hij deze niet verschuldigd is en dat de verschillende nota’s van de stichtingen bij hem verwarring hebben doen ontstaan, zoals hij in zijn toelichting op de grief heeft aangevoerd, maakt het voorgaande niet anders.

3.8.

Het had op de weg van [appellant] gelegen om, ter betwisting van de voorliggende vordering, in zijn toelichting op de grief gemotiveerd aan te geven dat en op welke gronden de bedragen waaruit die vordering is samengesteld niet juist zijn, althans niet leiden tot de verschuldigdheid van de hoofdsom waarvan de stichtingen betaling vorderen. Hierbij is allereerst van belang dat de stichtingen bij de door hen in eerste aanleg overgelegde stukken openheid hebben gegeven over de berekeningsgrondslagen van de aan [appellant] in rekening gebrachte pensioenpremies en bijdragen aan het sociaal fonds, de toegepaste percentages, de vastgestelde premies en bijdragen per werknemer, de periodiek bij wijze van voorschot daarop in rekening gebrachte bedragen, de naderhand uitgevoerde herzieningen, de jaarlijkse eindafrekeningen en de verwerking van door [appellant] gedane betalingen. [appellant] had aan de hand van deze gegevens puntsgewijs kunnen en moeten aangeven dat en waarom de vordering van de stichtingen niet deugdelijk is. Dit heeft [appellant] echter nagelaten: hij is veelal blijven steken in algemene betwistingen, niet of niet afdoende onderbouwde voorbeelden, niet door feiten ondersteunde beweringen dat de administratie van de stichtingen tekortschiet en in evenmin genoegzaam door feiten gedragen verwijzingen naar door hemzelf, althans door zijn boekhouder, gemaakte berekeningen met andere uitkomsten dan de bedragen waaruit de vordering van de stichtingen is samengesteld.

3.9.

Niet alleen is [appellant] daarbij goeddeels voorbijgegaan aan de grondslagen van de vorderingen van de stichtingen, aan de hierboven genoemde parameters die tezamen hebben geleid tot de bedragen die hij volgens de stichtingen verschuldigd is en aan hetgeen de stichtingen hieromtrent bij de conclusie van repliek en bij de akte na het tussenvonnis hebben aangevoerd, ook miskent hij dat het krachtens artikel 9 van het uitvoeringsreglement aan hem was om de stichtingen, althans geïntimeerde sub 2, te voorzien van alle door het bestuur van het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf nodig geoordeelde gegevens, een en ander in verband met de uitvoering van de betrokken pensioenregeling door het fonds. Nog steeds krachtens artikel 9 van het uitvoeringsreglement diende [appellant] zelf ervoor te zorgen dat alle vereiste gegevens, inclusief het verschuldigde premiebedrag per loontijdvak, volledig, juist en tijdig werden verstrekt, voor het einde van het daaropvolgende loontijdvak. De stichtingen hebben zich bij de conclusie van repliek uitdrukkelijk op de hiervoor genoemde bepaling beroepen. In aanmerking genomen zijn zojuist bedoelde verplichting had het op de weg van [appellant] gelegen om zijn betwisting van de vordering van de stichtingen te onderbouwen aan de hand van de door hem volledig, juist en tijdig aangeleverde gegevens. Ook dit heeft [appellant] nagelaten: uit de bij de memorie van grieven overgelegde berekening van zijn boekhouder volgt op zichzelf niet dat de stichtingen de in rekening gebrachte premies en bijdragen uitgaande van de door [appellant] aangeleverde gegevens onjuist hebben berekend, uit die berekening blijkt bovendien niet dat de door de stichtingen in rekening gebrachte bedragen op onjuiste parameters zijn gestoeld en een voldoende duidelijke toelichting waaruit dit laatste wel zou kunnen volgen ontbreekt. De akte van [appellant] na de memorie van antwoord brengt hierin geen verandering, reeds omdat ook deze akte voorbijgaat aan [appellant] hiervoor genoemde verplichting krachtens artikel 9 van het uitvoeringsreglement, de akte van de stichtingen na het tussenvonnis daarin onbesproken blijft en voorts omdat uit het enkele feit dat de boekhouder klaarblijkelijk van andere gegevens is uitgegaan dan de stichtingen, niet volgt dat [appellant] niet de bedragen verschuldigd is waarvan de stichtingen betaling vorderen.

3.10.

Dit alles brengt mee dat [appellant] de verschuldigdheid van de door de stichtingen gevorderde hoofdsom, ook in hoger beroep, onvoldoende heeft betwist, zodat de vordering in zoverre toewijsbaar is en de kantonrechter deze terecht heeft toegewezen. Het betoog van [appellant] bij de memorie van grieven dat hij de in eerste aanleg eveneens toegewezen wettelijke rente niet is verschuldigd, steunt uitsluitend op de onjuiste aanname dat hij niet gehouden is tot betaling van de gevorderde hoofdsom, zodat hij ook in dat betoog niet kan worden gevolgd. Hetzelfde geldt met betrekking tot [appellant] stelling dat hij de toegewezen buitengerechtelijke kosten niet is verschuldigd, aangezien de verschuldigdheid daarvan rechtstreeks volgt uit artikel 8 van het uitvoeringsreglement, waarop de stichtingen zich bij de conclusie van repliek hebben beroepen, en voorts omdat [appellant] niet afdoende heeft toegelicht dat die kosten een redelijke omvang te boven gaan of dat voor het maken daarvan geen redelijke noodzaak heeft bestaan. Als de terecht in het ongelijk gestelde partij is [appellant] verder op goede gronden veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg. Uit het voorgaande volgt dat naast de eerste grief ook de grieven II, III en IV tevergeefs zijn voorgesteld.

3.11.

[appellant] heeft in hoger beroep geen voldoende concrete feiten gesteld en te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, kunnen leiden tot andere oordelen dan hierboven gegeven. Aan zijn bewijsaanbod in de memorie van grieven komt daarom geen betekenis toe voor de beslissing van de zaak, zodat dit aanbod, als niet ter zake dienend, wordt gepasseerd.

3.12.

De slotsom uit het bovenstaande is dat de grieven falen en dat het bestreden vonnis van 6 november 2012 zal worden bekrachtigd. [appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.

4 Beslissing

Het hof:

bekrachtigt het vonnis van 6 november 2012 waarvan beroep;

veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de stichtingen begroot op € 1.862,- aan verschotten en € 1.631,- voor salaris advocaat;

verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, W.H.F.M. Cortenraad en D. Kingma en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2014.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.