3.1
Het gaat hier om een letselschadezaak. [appellant] is op 19 november 2010 op het bovengrondse metrostation Lelylaan te Amsterdam door een metrovoertuig overreden en heeft daarbij ernstig, blijvend letsel opgelopen (hierna ook: het ongeval). [appellant] was ten tijde van het ongeval veertien jaar oud.
GVB exploiteert de betreffende metrolijn, VGA is haar aansprakelijkheidsverzekeraar. Het metrovoertuig en het perron zijn eigendom van de gemeente Amsterdam en worden beheerd door GVB.
[appellant] heeft, voor zover thans nog van belang, zijn vordering gebaseerd op onrechtmatige daad. Hij stelt dat sprake is van een fout van de metrobestuurder, gevaarzetting en schending van de verzwaarde zorgvuldigheidsplicht (analoog aan art. 185 WVW) jegens hem. Hij stelt daarom GVB als werkgever van de bestuurder van de metro ten tijde van het ongeval en als beheerder van het metrovoertuig en het metrostation aansprakelijk voor de schade ten gevolge van het ongeval. VGA is uit hoofde van art. 7:954 BW aangesproken. De rechtbank heeft de vordering afgewezen omdat, kort samengevat en voor zover thans van belang, niet is komen vast te staan dat het letsel van [appellant] is veroorzaakt door een fout van de metrobestuurder of het GVB.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met twaalf grieven op.
3.4
In het geval zou komen vast te staan dat de bestuurder beelden van [appellant] heeft kunnen zien en wordt toegekomen aan de beoordeling van eventuele verwijtbaarheid van de bestuurder, dan geldt daarbij als uitgangspunt dat door de bestuurder ook rekening gehouden moest worden met (verkeers)fouten van andere weggebruikers, zoals hier [appellant], tenzij deze zo onwaarschijnlijk zijn dat de bestuurder daar in redelijkheid geen rekening mee hoefde te houden. Voorshands lijkt het gedrag van [appellant] in de richting van een fout (en daarmee eigen schuld) aan zijn zijde te wijzen; vast staat immers dat het ging om het aanraken van en meerennen met een wegrijdende metro, vlak langs het voertuig. Nu vast staat dat schooljeugd vaak rond de tijd van de dag dat het ongeval gebeurde op het perron aanwezig was en het een algemeen ervaringsfeit is dat schooljeugd min of meer roekeloos gedrag kan vertonen, gaat het - in het geval dat de bestuurder beelden van [appellant] heeft kunnen zien - om de vraag of daarmee (met roekeloos gedrag) in concreto rekening gehouden moest worden, waarbij het aankomt op wat de bestuurder op welk moment precies kon zien. Van belang kan voorts zijn welke mogelijkheden de bestuurder had om de verwezenlijking van de kwade kansen op een ongeval te verkleinen. Ook op deze punten bestaat onduidelijkheid.
3.5
Het hof acht daarom in dit stadium, alvorens verdere beslissingen te nemen, een deskundigenbericht noodzakelijk, ten eerste naar het zicht van de bestuurder op het betreffende perrondeel voor en tijdens het ongeval, ten tweede naar de mogelijkheden voor de bestuurder om de kwade kans op een ongeval te verkleinen.
3.5.1
Het gaat voor wat betreft het zicht van de bestuurder in de eerste plaats om de tijdsspanne. Het hof heeft uit de (op dit punt niet weersproken) toelichting van GVB ter zitting begrepen dat de beelden die getoond worden op de monitor in de cabine van de metrobestuurder afkomstig zijn van aparte camera’s (te onderscheiden van de beveiligingscamera’s, waarvan de beelden in het geding zijn gebracht); het doorgeven van de live-beelden van die camera’s wordt gereguleerd door een schakeling. Daartoe is onder de metrotrein een sensor gemonteerd en wordt op de monitor in de cabine een tamelijk gedetailleerd beeld van het perron weergegeven totdat de betreffende sensor een bepaald punt in de rail passeert, waarna het beeld geheel wegvalt. Uit de toelichting van GVB ter zitting heeft het hof begrepen dat de sensor zich in dit geval op twee plaatsen kan hebben bevonden, maar dat vooralsnog niet duidelijk is op welke van deze twee mogelijke plaatsen de sensor zich in dit specifieke geval bevond. De deskundige zal gevraagd worden zo mogelijk vast te stellen waar de sensor zich in dit specifieke geval bevond en, mocht dit niet mogelijk zijn, beide mogelijkheden in acht te nemen. Ook met betrekking tot hetgeen de bestuurder feitelijk kon zien op de beelden - met name: de breedte van de strook van het perron langs de metro die op de beelden te zien valt - verwacht het hof dat het deskundigenbericht opheldering kan verschaffen.
3.5.2
Los daarvan is van belang welke maatregelen de bestuurder ten dienste stonden om [appellant] te waarschuwen dan wel het ongeval te voorkomen of de gevolgen daarvan te beperken.
3.5.3
De deskundige zal in de gelegenheid gesteld moeten worden het betreffende metrovoertuig dan wel een daarop zoveel mogelijk gelijkend voertuig te onderzoeken, de positionering en het beeld van de camera’s die de monitor van de bestuurder voeden te bekijken alsmede de verdere situatie op het metrostation. Uit de mededelingen van partijen ter zitting maakt het hof op dat een dergelijk onderzoek mogelijk is, nu van relevante wijzigingen in de situatie ter plaatse (ten opzichte van die ten tijde van het ongeval) geen sprake is en het betreffende (type) voertuig nog gebruikt wordt. Ook de administratie waaruit mogelijk kan worden opgemaakt waar de sensor zich ten tijde van het ongeval bevond, moet - aldus GVB - nog beschikbaar zijn. GVB heeft zich bereid verklaard aan een dergelijk onderzoek medewerking te verlenen. De deskundige zal vanzelfsprekend ook moeten kunnen beschikken over de door [appellant] in het geding gebrachte beelden van de beveiligingscamera’s.
3.6
Het hof stelt voor de volgende vragen aan de deskundige voor te leggen:
1. wilt u het blikveld dat de bestuurder (via de cabinemonitor) had ten tijde van het ongeval zo duidelijk mogelijk beschrijven en in dat verband met name aangeven hoe breed de strook van het perron langs de metro is die op de bewuste beelden te zien valt? Hoe goed is de kwaliteit van het beeld en over welke afstand zijn daarop details te onderscheiden, ook als het een beeld van een bewegend object (of persoon) betreft? Illustratie aan de hand van foto’s/beeldmateriaal wordt op prijs gesteld.
2. hoe lang na het vertrek van de metro blijven beelden zichtbaar?
a. in welk tijdsbestek en in welke mate neemt de omvang van het blikveld daarbij af (of toe) ten opzichte van hetgeen onder 1 beschreven is?
b. maakt het verschil op welke van de twee mogelijke plaatsen de sensor is aangebracht? Zo ja, wilt u dan de vragen onder 1 en 2a voor beide plaatsen beantwoorden?
c. hebt u kunnen vaststellen waar de sensor ten tijde van het ongeval zich bevond? Zo neen, valt te zeggen welke plaats de meest waarschijnlijke is?
d. zijn er voor de bestuurder nog andere mogelijkheden om waar te nemen wat er op het perron gebeurt vanaf het moment van vertrek van het voertuig?
3. Kunt u aan de hand van de beschikbare beelden van de beveiligingscamera’s, de situatie op het perron en hetgeen uit uw onderzoek met betrekking tot de beelden op de cabinemonitor is gebleken, een uitspraak doen over de mogelijkheid dat de bestuurder [appellant] op de cabinemonitor heeft kunnen zien en zo ja, wat zij van [appellant] heeft kunnen zien? Wilt u bij de beantwoording van deze vraag, in het geval u geen uitspraak heeft kunnen doen over de plaats van de sensor, beide mogelijke sensorplaatsen betrekken?
4. Als de bestuurder [appellant] heeft kunnen zien, welke middelen had de bestuurder dan tot haar beschikking om het ongeval te vermijden of de gevolgen minder ernstig te doen zijn?
a. als zulke middelen ter beschikking stonden: wat was (althans met welke mate van waarschijnlijkheid) het effect geweest van het toepassen van die middelen op de vermijdbaarheid of de ernst van de gevolgen van het ongeval?
b. als remmen een optie was, hoe lang is dan de remweg? als remmen geen optie was, waarom niet?
Verzoeke bij beantwoording van vraag 4 uit te gaan van een oplettende en met normale snelheid reagerende bestuurder (u kunt uitgaan van een reactietijd van één seconde) en de antwoorden zo duidelijk mogelijk toe te lichten.
b. Zijn er andere omstandigheden die van belang zijn of aanvullende opmerkingen die u van belang acht om te maken?
Zo ja, wilt u die dan toelichten?