Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHAMS:2015:2322

Gerechtshof Amsterdam
16-06-2015
08-09-2015
200.161.535-01
Civiel recht
Hoger beroep

Arbeidsovereenkomst: Salarisvermindering in casu onredelijk, zodat werknemer het voorstel daartoe mocht weigeren.

Rechtspraak.nl
AR 2015/1648
AR-Updates.nl 2015-0876
VAAN-AR-Updates.nl 2015-0876

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II

zaaknummer: 200.161.535/01

zaaknummer rechtbank Noord-Holland: 3151990/ CV EXPL 14-2680

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 juni 2015

inzake

KAT SUPERMARKT B.V.,

gevestigd te Den Helder,

appellante,

advocaat: mr. A. Klaassen te Bunschoten,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

advocaat: mr. F.S.C. Thijsse te Den Helder.

1 Het geding in hoger beroep

1.1

Partijen worden hierna Kat en [geïntimeerde] genoemd.

1.2

Kat is bij dagvaarding van 11 december 2014 in hoger beroep gekomen van de op 30 juli 2014 en 12 november 2014 (nadien verbeterd bij aanvulling van 21 januari 2015), onder bovenstaand zaak-/rolnummer door de rechtbank Noord-Holland, afdeling Privaatrecht, sectie Kanton, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter), uitgesproken vonnissen, gewezen tussen haar als gedaagde en [geïntimeerde] als eiser. De appeldagvaarding bevat de grieven.

1.3

Kat heeft vier grieven tegen het bestreden vonnis van 12 november 2014 aangevoerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof dat vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende – bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest – haar hierna onder 3.7 weer te geven primaire dan wel subsidiaire vordering zal toewijzen met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in beide instanties te vermeerderen met nakosten als nader gespecificeerd in de appeldagvaarding.

1.4

[geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord de grieven van Kat bestreden, bewijs aangeboden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest met veroordeling van Kat in de kosten van de procedure (naar het hof begrijpt) in hoger beroep.

1.5

Ten slotte is arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.

2 Feiten

De kantonrechter heeft in het vonnis van 12 november 2024 (hierna: het vonnis) onder “De feiten” (2 tot en met 14) een aantal feiten als tussen partijen vaststaand vermeld. Hieromtrent bestaat tussen partijen geen geschil, zodat ook het hof van deze feiten zal uitgaan.

3 Beoordeling

3.1

Geen grieven zijn gericht tegen het tussenvonnis van 30 juli 2014. Het hof gaat er daarom van uit dat het appel zich uitsluitend tegen het vonnis van 12 november 2014 richt.

3.2

Het gaat in deze zaak – kort weergegeven – om het volgende.

a. [geïntimeerde] (geboren op 23 februari 1954) is op 28 augustus 1972 in dienst getreden van een rechtsvoorganger van Kat. Kat exploiteert sedert 2000 als franchisenemer een Albert Heijn supermarkt te Den Helder.

b. [geïntimeerde] heeft verschillende functies bekleed. Hij is begonnen in de functie van chauffeur-verkoper, heeft daarna onder meer als afdelingschef, vers-manager en verkoopmedewerker gewerkt en bekleedt thans (sinds april 2011) de functie van kassamedewerker. Het loon van [geïntimeerde] is vanaf de aanvang van de arbeidsovereenkomst met Kat in 2000 ongewijzigd gebleven en uitsluitend geïndexeerd overeenkomstig de toepasselijke cao. Het loon bedroeg op 22 april 2013 € 2.685,95 bruto per vier weken bij een 40-urige werkweek.

c. Bij brief van 22 februari 2013 is namens Kat aan [geïntimeerde] voorgesteld tot een einde van de arbeidsrelatie te komen of het aantal arbeidsuren met twaalf te verminderen. Als reden voor dit voorstel werden de verlieslatende situatie van Kat en de noodzaak om te saneren genoemd. [geïntimeerde] heeft de voorstellen niet geaccepteerd.

d. Met ingang van 22 april 2013 heeft Kat het salaris van [geïntimeerde] verminderd met

€ 205,-- bruto per vier weken, met ingang van 1 augustus 2013 nogmaals met € 205,--, met ingang van 1 januari 2015 wederom met € 205,-- en met ingang van april 2014 met € 204,77 (in totaal met € 819,77 bruto per vier weken).

3.3

[geïntimeerde] vordert in deze procedure veroordeling van Kat op straffe van verbeurte van een dwangsom tot, kort gezegd, doorbetaling van het oorspronkelijke loon van € 2.685,95 bruto per vier weken vanaf 19 mei 2013, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente en met buitengerechtelijke incassokosten, waaronder de werkelijk gemaakte advocatenkosten. Hij stelt ter ondersteuning van zijn vordering dat Kat zonder zijn instemming is overgegaan tot verlaging van zijn salaris met bijna een derde. Hij heeft het voorstel van Kat tot die verlaging niet geaccepteerd en behoefde dat ook niet te accepteren nu dit niet als redelijk was aan te merken.

3.4

Kat heeft in eerste aanleg verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering en subsidiair tot gedeeltelijke afwijzing “door naar goede justitie een salarisbedrag te bepalen waarmee werkgever in redelijkheid het salaris kon verlagen.” Zij stelt dat zij eerst tot salarisverlaging is overgegaan nadat [geïntimeerde] een redelijk voorstel daartoe niet had geaccepteerd. Zij heeft aanleiding kunnen zien tot salarisverlaging omdat er een wanverhouding was ontstaan tussen de aard van het werk dat [geïntimeerde] verrichtte en zijn beloning, omdat haar slechte financiële situatie noopte tot een vermindering van de loonkosten en omdat het collectief belang van al haar werknemers boven het belang van een individuele werknemer gaat – andere werknemers hebben wel een loonoffer gebracht in ruil voor werkgelegenheid en met zeven werknemers is de arbeidsovereenkomst beëindigd – en door een versobering van de arbeidvoorwaarden gedwongen ontslagen van andere werknemers kunnen worden voorkomen.

3.5

De kantonrechter heeft de vordering van [geïntimeerde] toegewezen met uitzondering van de gevorderde wettelijke verhoging en de vordering ter zake van buitengerechtelijke incassokosten en Kat in de kosten van de procedure veroordeeld. De kantonrechter heeft aan de veroordeling geen dwangsom gekoppeld. De kantonrechter heeft overwogen dat, nu [geïntimeerde] niet met het voorstel tot salarisverlaging had ingestemd en er geen wijzigingsbeding als bedoeld in artikel 7:613 BW was overeengekomen, gelet op het arrest Stoof/Mammoet, de vraag beantwoord moet worden of het voorstel van Kat tot salarisverlaging kan worden aangemerkt als een redelijk voorstel dat [geïntimeerde] niet had mogen weigeren. De kantonrechter heeft die vraag ontkennend beantwoord, overwegende dat Kat aanleiding heeft kunnen vinden aan [geïntimeerde] een wijzigingsvoorstel te doen, inhoudende dat [geïntimeerde] een deel van zijn salaris moet inleveren maar dat van [geïntimeerde] niet verwacht kan worden te bewilligen in een verlaging van ongeveer dertig procent van zijn salaris.

3.6

Tegen deze beslissing en de gronden waarop deze berust, richten zich de grieven van Kat. [geïntimeerde] heeft niet incidenteel geappelleerd. Zijn afgewezen vorderingen ter zake van het opleggen van een dwangsom, de wettelijke verhoging en buitengerechtelijke incassokosten zijn dus in appel niet meer aan de orde.

3.7

In de appel dagvaarding concludeert Kat tot vernietiging van het vonnis en

opnieuw rechtdoende

“Primair

- Te oordelen dat [geïntimeerde] in de gegeven omstandigheden het redelijk voorstel van Kat tot verlaging van het salaris per 22 april 2013 met bijbehorende afbouwregeling niet mocht weigeren en te verklaren voor recht dat Kat de onderhavige salarisvermindering met bijbehorende afbouwregeling eenzijdig mocht doorvoeren;

- [geïntimeerde] te veroordelen tot terugbetaling van het teveel ontvangen salaris, dat [geïntimeerde] heeft ontvangen op basis van de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, sector kanton, locatie Alkmaar, te vermeerderen met de wettelijke rente (…)

Subsidiair

- Te verklaren voor recht dat Kat eenzijdig vanaf 22 april 2013, althans vanaf datum dagvaarding in eerste aanleg, althans vanaf dagvaarding in hoger beroep, althans vanaf een door uw hof te bepalen datum, het salaris van [geïntimeerde] met een door uw hof in goede justitie vast te stellen bedrag mag verlagen onder bepaling van een afbouwperiode.”

De vorderingen van Kat zijn niet toewijsbaar voor zover het de achter het eerste gedachtestreepje primair en subsidiair gevorderde verklaringen voor recht betreffen. Een appellerende partij die in eerste aanleg de gedaagde partij was en niet in eerste aanleg een eis in reconventie heeft ingesteld, die is afgewezen, kan in hoger beroep niet alsnog zelfstandig een vordering kan instellen, behalve tot terugbetaling van het op grond van het vonnis in eerste aanleg betaalde (zoals Kat achter het tweede gedachtestreepje van zijn primaire vordering doet.) Het achter het eerste gedachtestreepje gevorderde “oordeel”’ is een herhaling van de conclusie van Kat’s in eerste aanleg gevoerde verweer. Het hof gaat ervan uit dat Kat met haar appel (alsnog) afwijzing van de vordering van [geïntimeerde] beoogt.

3.8

De eerste grief strekt ten betoge dat de kantonrechter ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan het rechtsbeginsel dat de werknemer die een lagere functie aanvaardt daarmee “automatisch” het daarbij behorende lagere salaris aanvaardt, behoudens expliciete andersluidende afspraken of garanties waarvan hier geen sprake is. Reeds omdat hij een lagere functie is gaan vervullen zou [geïntimeerde] , zo begrijpt het hof het standpunt van Kat, het onderhavige voorstel tot salarisverlaging hebben moeten accepteren.

3.9

Deze grief faalt. Kennelijk hebben partijen impliciet afgesproken of zijn er althans vanuit gegaan dat de functiewijziging in 2011 geen nadelige gevolgen zou hebben voor het salaris van [geïntimeerde] . Gesteld noch gebleken is dat partijen destijds over eventuele salarisconsequenties hebben gesproken en Kat heeft het salaris dat [geïntimeerde] voorafgaand aan de functiewijziging in 2011 verdiende doorbetaald. [geïntimeerde] behoefde dan ook niet te verwachten dat zijn functiewijziging in 2011 gevolgen voor zijn salaris zou hebben. Kat heeft de stelling van [geïntimeerde] dat ook eerdere functiewijzigingen na 2000 geen gevolgen voor zijn salaris hebben gehad niet betwist.

[geïntimeerde] betwist overigens niet dat hij een hoger salaris heeft dan het salaris dat bij zijn huidige functie van kassamedewerker past. Die omstandigheid is een van de omstandigheden die in aanmerking genomen moet worden bij de beantwoording van de vraag of het door Kat gedane wijzigingsvoorstel in redelijkheid door [geïntimeerde] moest worden geaccepteerd.

3.10

De grieven II en III richten zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat acceptatie van de voorgestelde salarisvermindering met de bijbehorende afbouwregeling niet van [geïntimeerde] kon worden verwacht. Kat stelt dat, anders dan de kantonrechter heeft overwogen, van haar niet kan worden verwacht dat zij tot in lengte van dagen aan [geïntimeerde] het salaris blijft betalen dat correspondeert met het salaris van een assistent supermarktmanager. Volgens Kat kan van een werknemer die een lagere functie accepteert ook verwacht worden dat hij het daarbij behorende salaris accepteert. Van [geïntimeerde] kan ook verwacht worden dat hij de voorgestelde versobering van zijn arbeidsvoorwaarden accepteert omdat van hem een bepaalde mate van solidariteit kan worden gevraagd met andere werknemers van Kat, die wel met salarisverlaging hebben ingestemd.

3.11

Het hof onderschrijft het oordeel van de kantonrechter en maakt dat tot het zijne dat Kat in de verslechterde bedrijfseconomische omstandigheden aanleiding heeft kunnen zien [geïntimeerde] een voorstel tot salarisverlaging te doen. [geïntimeerde] betwist de door Kat gestelde slechte financiële situatie ook niet. Van [geïntimeerde] kan mede op grond van het feit dat hij – ook dat staat, zoals hiervoor werd overwogen, tussen partijen vast – meer verdient dan het bij zijn huidige functie passende loon worden verwacht dat hij een alle omstandigheden in aanmerking nemend redelijk voorstel accepteert. Het hof is echter evenals de kantonrechter van oordeel dat een salarisvermindering (van ongeveer dertig procent) als door Kat voorgesteld niet redelijk is, enerzijds in aanmerking nemende de noodzaak voor Kat om tot vermindering van de salarislasten te komen en het feit dat [geïntimeerde] meer verdient dan het bij zijn huidige functie passende salaris, maar anderzijds ook rekening houdende met de leeftijd van [geïntimeerde] (op een dag na 59 ten tijde van het voorstel), zijn lange dienstverband (40 jaar), zijn goede functioneren - het tegendeel is gesteld noch gebleken - en de mate van salarisvermindering in het voorstel. Dat Kat een afbouwregeling heeft voorgesteld en andere werknemers wel met een salarisverlaging akkoord zijn gegaan maakt het vorenstaande niet anders. De afbouwregeling doet niet af aan de onredelijkheid van de omvang van de voorgestelde salarisverlaging en het feit dat anderen een salarisverlaging hebben geaccepteerd zegt, zonder nadere toelichting over de hoogte van die verlaging en de overige omstandigheden van de desbetreffende werknemers, die ontbreekt, niets.

3.12

Kat heeft in haar toelichting op deze grief subsidiair verzocht om een bedrag te bepalen, waarmee het salaris van [geïntimeerde] in redelijkheid kan worden verlaagd. Dit verzoek kan niet worden ingewilligd. In de onderhavige procedure is de vordering van [geïntimeerde] aan de orde die strekt tot veroordeling van Kat tot doorbetaling van het “oude” salaris. Die vordering is toewijsbaar tenzij [geïntimeerde] een voorstel tot salarisbetaling, waarvan acceptatie door hem in redelijkheid kon worden gevergd, niet heeft geaccepteerd, zoals de kantonrechter ook heeft overwogen. Indien Kat een nieuw minder vergaand voorstel tot salarisverlaging zou doen, dat [geïntimeerde] niet accepteert, zal zij de redelijkheid van dat nieuwe voorstel in rechte kunnen laten beoordelen. Het is niet aan het hof om anderszins een redelijkheidsoordeel te geven. De grieven II en III falen.

3.13

Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter de loonvordering van [geïntimeerde] terecht heeft toegewezen. Kat heeft daarom als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in eerste aanleg te gelden en is op goede gronden veroordeeld in de kosten van die procedure. Grief IV die zich tegen die kostenveroordeling richt, faalt eveneens.

3.14

Kat heeft geen feiten of omstandigheden te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een ander oordeel dan het voorgaande nopen. Haar bewijsaanbod wordt daarom gepasseerd.

3.15

De conclusie is dat de grieven niet tot vernietiging van het vonnis kunnen leiden. Dit zal worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Kat veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.

4 Beslissing

Het hof:

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;

veroordeelt Kat in de kosten van de procedure in hoger beroep tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 308,-- aan verschotten en € 894,-- aan salaris;

verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. L.A.J. Dun, C.M. Aarts en A.M.A. Verscheure en is door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2015.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.