2.1.
De rechtbank heeft in de onderdelen 1 tot en met 18 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“1. Eiser woont samen met [A] (hierna ook: partner). Eiser is directeur en enigaandeelhouder van [X Beheer bv]
2. Bij schriftelijke overeenkomst van 15 augustus 2005 heeft eiser samen met zijn partner en met L. [B] (hierna ook: [B] ) en diens echtgenote [B-C] het motor(zeil)schip [schip] (hierna ook: het schip) gekocht van [D] voor een bedrag van € 90.000. Daarbij is vastgelegd dat de kopers een voorschot van
€ 4.000 hebben voldaan. Met betrekking tot de voldoening van het restant zijn partijen overeengekomen dat bij de levering op 1 september 2005 een bedrag van € 20.000 zou worden voldaan en uiterlijk voor 1 oktober 2005 een bedrag van € 66.000.
3. Het schip was ten tijde van voormelde koop geregistreerd in [Q] (Turkije) op naam van [E] .
4. Bij e-mail van 12 mei 2005 heeft [B] eiser als volgt bericht:
“Bijgaand de kosten.
Als wij eea met [ [D] ] kunnen afmaken op 90.000 e voor aanschaf boot en dan ieder 50% aandeelhouder. Verder er elk jaar voor zorgen dat wij de boot samen 16 weken kunnen verhuren, dan ben ik er voor om het te doen. (Ik denk dat dat moet kunnen.)
Bij die 4 maanden verhuur, resteren nog 8 minus 4 maanden inactief = 4 maanden gebruik te delen door [eiser]/[ [B] ].
Kortom, ik ben er wel voor.”
5. Op 29 november 2005 hebben eiser en [B] met [F] (hierna: [F] ) een Turkse rechtspersoon opgericht met de naam [Turkse Ltd] (hierna ook: de Turkse Ltd). Eiser en [B] hadden ieder formeel een belang van 24,5% en [F] had een belang van 51%.
6. Tot de gedingstukken behoort een afschrift van een geschrift, gedagtekend 16 december 2005, met de titel ‘Ondernemingsplan ten behoeve van de exploitatie van schip De [schip] .’. Daarin is, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:
“1. Introductie.
In september is ons de kans geboden om een Turks motor-zeiljacht over te nemen. De Nederlandse eigenaar (…) heeft ons het schip plus bemanning aangeboden. De prijs lijkt redelijk te zijn. (…) Omdat er twee partners zijn die samen het schip willen exploiteren is dit ondernemingsplan opgesteld.
2. De ondernemers.
[Eiser] is eigenaar van (...). Een goed draaiend architectenbureau (…). Het bedrijf bestaat uit tien personen.
[ [B] ] heeft een reclamebureau (…). Dit bedrijf heeft geen personeel en werkt met een netwerk model. Het bedrijf draait goed.
3. Motivatie voor het starten van deze onderneming
Zowel [eiser] als [B] willen investeren in deze onderneming omdat het een kans lijkt te zijn om bij een start, nu beide ondernemers nog volop actief zijn, op een later moment de ervaring te hebben opgebouwd met het bieden van vrije tijdsdiensten aan derden.
Beide ondernemers zien hun individuele capaciteiten als aan vullend en denken het schip in Turkije op basis van beider netwerken en door op een professionele manier te promoten een en ander rendabel te maken.
4. Het idee.
Het Schip [schip] wordt verhuurd in het seizoen dat er toeristen in Turkije zijn. (…)
(…) Om de gewenste aanpassingen te kunnen doen en om te analyseren of de investeringen hun geld zullen opleveren is er door de beide eigenaren een Turkse specialist op dit gebied ingeschakeld: [F] . Deze Turkse specialist heeft geadviseerd welke stappen in de eerste drie jaar gezet moeten worden om dit schip rendabel te maken.
(…)
11. Conclusie.
Het succes van deze onderneming is afhankelijk van de bezettingsgraad die gerealiseerd kan worden. Gezien het onderzoek dat wij onder chartermaatschappijen hebben gedaan lijkt dit geen enkel probleem. Door inbreng van onze wederzijdse netwerken en relaties is het 100% vol krijgen van het schip geen drempel.
(…) Al met al denken wij de investering verantwoord te kunnen doen.”
7. Bij brief van 18 mei 2006 heeft [F] eiser en [B] als volgt bericht:
“Graag wil ik toestaan mijn naam te gebruiken voor uw op te richten Turkse bv. Ik geef u toestemming mij om-niet als 51% mede-eigenaar in de Turkse bv op te nemen. Dit om het voor u mogelijk te maken met uw schip de [schip] in Turkije chartervaarten uit te voeren.
Ik realiseer mij dat de Turkse wetgeving u de verplichting geeft een Turkse mede-eigenaar in de naar Turks recht op te richten bv op te nemen. Omdat het aandeel van de Turkse mede-eigenaar 51% dient te zijn, zijn hier voor mij zekere risico’s aan verbonden. Dit wil ik voorkomen door in deze brief vast te leggen dat wij slechts een relatie in naam hebben.
Uiteraard wil ik u helpen door u toe te staan mijn naam te gebruiken, maar ik wil geen risico lopen dat ik privé of zakelijk verantwoordelijk kan worden gesteld voor welke activiteit, nog positief, nog negatief, voortkomende uit het gebruik van het schip cq de op te richten Turkse bv.
(…)
Ik realiseer mij net als u dat onze afspraak vanuit de optiek van het Turkse recht niet bindend kan zijn. Vandaar dat ik deze overeenkomst onder het Nederlandse recht wil laten vallen. (…)
(…)
Voor het gebruik van mijn naam spreken wij een fee af van 300 euro per maand. Deze fee wordt beëindigd indien het gebruik van mijn naam, om welke reden dan ook door u niet meer nodig is.”
De brief is voor akkoord getekend door eiser, [B] en [F] .
8. Op 7 augustus 2007 heeft [F] aan [B] en eiser het volgende e-mailbericht gezonden:
“Voor alle duidelijkheid:
1) Mij is duidelijk gemaakt dat er problemen waren en dat er een betrouwbare persoon nodig was om aandeelhouder te worden in de bv van de boot.
2) Het ging alleen om een papieren constructie waarbij ik jullie heb geholpen anders kon die boot niet worden overgenomen.
(…)
6) Ongeveer een jaar lang heb ik eerst alles voorgeschoten (jullie hebben het eerste jaar permanent 4 a 5 duizend Euro rood gestaan bij mij) en dat werd ieder keer weer aangevuld totdat de bedragen die ik voorgeschoten had weer was aangevuld en kon ik weer van voren af aan beginnen. Met ingang van begin dit jaar heb ik dat niet meer gedaan.
7) Momenteel maak ik nog steeds kosten voor jullie: (…).
(…) Geef me een naam en ik zet de […] aandelen zsm over.
Zodra de aandelen zijn overgezet zijn jullie van die driehonderd af.”
9. Bij brief van 18 oktober 2007 heeft eiser het volgende aan [reisorganisatie] voorgelegd:
“Ondergetekende heeft in 2005 samen met een bevriend echtpaar een originele Gulit gekocht. (…)
De laatste twee jaar hebben wij de boot omgebouwd tot een zeer luxe jacht. (…)
Als wij onze vakantie doorbrengen op de boot zien wij altijd veel zeilboten varen met uw bedrijfsnaam erop. Wij hebben begrepen van enkele mensen dat de boot hun eigendom is en dat zij de boot voor een bepaalde tijd aan uw bedrijf verhuren.
Graag zou ik van u willen weten of onze boot hiervoor ook in aanmerking kan komen. Wij willen de boot verhuren in de periode juni, juli en augustus. Meerdere maanden is ook bespreekbaar. (…)”
10. Op 4 april 2008 hebben eiser en [B] de vennootschap [G Ltd] opgericht, een rechtspersoon naar het recht van de Amerikaanse staat Delaware (hierna ook: de Amerikaanse Ltd). Eiser en [B] hebben daarin ieder een belang van 500 aandelen genomen.
11. Tot de gedingstukken behoort een afschrift van een geschrift met het opschrift BILL OF SALE van 9 juni 2008. Daarin is, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:
“In consideration of the payment of a purchase price, receipt of which is hereby acknowledged, [de Turkse Ltd] (…) do hereby transfers to [G Ltd] (…) all right, and interest which he has in a Motor Sailor (…) [schip] bearing in consideration of Ytl. 80.000,00.-
[H] on behalf of [de Turkse Ltd] Do hereby warrant and certify that [de Turkse Ltd] is the sole owner of the Motor Sailor (…), and that he herewith concey complete and clear title to the Motor Sailor on this 9 th day of ‘June’ 2008 in [R] Turkey.”
12. De autoriteiten van de staat Delaware, belast met de registratie van schepen, hebben op 24 juni 2008 verklaard dat het schip geregistreerd is op naam van [G Ltd] .
13. Betalingen in verband met het schip worden gedaan van en naar een ING-bankrekening die op naam staat van eiser en [B] tezamen.
14. Tot de gedingstukken behoort een niet-ondertekende conceptovereenkomst met dagtekening 15 februari 2011. Daarin is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“De ondergetekenden:
1. De heer en mevrouw [B-C]
(…)
hierna te noemen: verkoper/mede-eigenaar
en
2. De heer en mevrouw [X] - [A]
(…)
hierna te noemen: verkoper/mede-eigenaar
en
3. De heer en mevrouw [I]
hierna te noemen: koper/mede-eigenaar
Overwegende dat:
Verkopers eigenaar zijn van een in Turkije/ [Q] geregistreerd motor(zeil)schip (gulet) met de naam [schip] (verder te noemen: het schip).
Verkopers mede-eigenaar willen worden in het schip voor ieder 1/3 deel, koper mede eigenaar wil worden voor eveneens 1/3 deel.
Het schip in Turkije ten name van Ltd [G Ltd] te [Q] staat geregistreerd. De aandelen van deze Ltd staan voor 50% op naam van [X] en voor 50% op naam van [B] .
(…)
[Hof: niet opgenomen] (…).”
15. Op 2 maart 2011 is op de hiervoor onder 13 van de feiten genoemde bankrekening een bedrag van € 50.000 gestort.
16. In de belastingaangiftes die namens de Turkse Ltd bij de Turkse belastingdienst zijn ingediend over de jaren 2007 tot en met 2009, is het schip niet als activum vermeld.
17. Eiser heeft in de aangifte ib/pvv voor het jaar 2007 onder meer zijn belang in de Turkse Ltd vermeld. Voorts is daarin in de rubriek ‘resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen’ een negatief resultaat van € 24.691 opgenomen met als omschrijving ‘verlies BOOT’. Bij de vaststelling van de aanslag heeft verweerder het negatieve resultaat buiten beschouwing gelaten. Verweerder heeft het daartegen gemaakte bezwaar afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft eiser geen rechtsmiddelen ingesteld.
18. Eiser heeft in de aangifte ib/pvv voor het jaar 2008 in de rubriek ‘resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen’ een negatief resultaat opgenomen. In het aangiftebiljet heeft eiser bij de toelichting van de kosten bij het resultaat uit ter beschikking gesteld vermogen een post opgenomen van € 27.650 met de omschrijving “Verlies Boot Turkije, aandeel 50%”. In de aangifte heeft eiser voorts onder meer een belang van 24,5% in de Turkse Ltd vermeld. Verweerder heeft het hiervoor genoemde bedrag van € 27.650 niet in aanmerking genomen.”
Tegen de hiervoor vermelde feiten is door partijen geen bezwaar gemaakt. Deshalve zal ook het Hof van die feiten uitgaan. Het Hof voegt hier nog de volgende feiten aan toe.