1 Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [appellant] en het VGM genoemd.
Voor het procesverloop tot aan 16 september 2014 verwijst het hof naar het op die datum uitgesproken arrest. Bij dat arrest heeft het hof in het incident de incidentele vordering van [appellant] afgewezen en in de hoofdzaak iedere verdere beslissing aangehouden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, tevens wijziging van eis, met producties;
- memorie van antwoord, met producties;
- akte tot overlegging producties, van de zijde van [appellant] ;
- antwoordakte uitlating producties, van de zijde van het VGM;
- akte uitlating producties, tevens akte tot overleggen producties, van de zijde van [appellant] .
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest:
Primair
1. voor recht zal verklaren dat het VGM zijn zorgplicht heeft geschonden en onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant] doordat (hierna in 2.7 omschreven) onderzoek en opinie niet voldoen aan de eisen die de wetenschap aan dergelijk onderzoek stelt;
2. voor recht zal verklaren dat het VGM eveneens zijn zorgplicht heeft geschonden en onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld door onjuiste aannames en beweringen over het schilderij (Still life with Peonies, hierna het schilderij) te doen;
3. voor recht zal verklaren dat het VGM jegens [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld door de opinie in stand te laten;
4. het VGM zal veroordelen om zijn opinie van 19-11-2001 en al zijn eerdere opinies over het schilderij terug te nemen en om dit schriftelijk te bevestigen aan de raadsman van [appellant] , binnen 7 dagen na het in deze te wijzen arrest, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,-- per dag, met een maximum van € 8.000.000,--;
5. het VGM zal veroordelen tot vergoeding van alle schade – nader op te maken bij staat – die [appellant] heeft geleden als gevolg van het schenden van zijn zorgplicht;
6. het VGM zal verbieden:
A. zich uit te laten over de authenticiteit van het schilderij, zonder eerst nieuw en gedegen onderzoek te doen naar de authenticiteit van het schilderij, conform de daartoe in de wetenschap voor authenticiteitsonderzoek geldende normen en de voor expertise-onderzoek in zijn algemeenheid geldende eisen en
B. zich uit te laten over de authenticiteit van het schilderij in termen die niet voldoen aan de onder randnummer 29 van de memorie van grieven opgesomde eisen voor expertise-berichten inzake authenticiteitsonderzoek;
beide verboden op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500.000,-- per keer, te vermeerderen met dit bedrag voor elke dag dat de desbetreffende uitlating niet schriftelijk wordt teruggenomen, met een maximum van
€ 6.000.000,--;
Subsidiair
7. een of meer deskundigen zal benoemen met de opdracht het hof te berichten of het door het VGM uitgevoerde onderzoek en de daarop gebaseerde opinie beide voldoen aan de ter zake te stellen eisen van zorgvuldig authenticiteitsonderzoek en rapportering;
8. ten opzichte van het primair gevorderde zodanige minder verstrekkende verklaringen voor recht zal afgeven en/of zodanige minder verstrekkende verboden op zal leggen aan het VMG als het hof in goede justitie juist acht;
primair en subsidiair:
het VGM zal veroordelen in de kosten van beide instanties en de kosten voor eventueel te benoemen deskundige(n), een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het VGM heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing – uitvoerbaar bij voorraad – over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
2 Feiten
2.1
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.14 de vaststaande feiten opgesomd. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil, zodat het hof daarvan als vaststaand zal uitgaan. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.2
[appellant] is eigenaar van een schilderij met bloemenstilleven (getiteld Still life with peonies, hierna: het schilderij) waarvan hij van mening is dat het van de hand is van Vincent van Gogh (hierna: Van Gogh). Hij heeft het schilderij in 1997 verworven uit de nalatenschap van zijn vader.
2.3
In 1978 heeft de heer [A] (hierna: [A] ) het schilderij, althans kleurenfoto’s daarvan, ter expertise aangeboden aan het, toen nog, Rijksmuseum Vincent van Gogh, dat destijds samen met de Rijksdienst Kunsthistorische Documentatie (hierna: RKD) expertiseverzoeken behandelde. Op 20 december 1978 berichtte mevrouw drs. [B] (hierna: [B] ) [A] dat het schilderij naar haar mening geen werk was van Van Gogh, omdat het stilistisch gezien niet paste in een van zijn periodes. De vader van [appellant] heeft op 28 januari 1981 het schilderij nogmaals aangeboden bij de RKD. Op 19 februari 1981 liet [B] hem schriftelijk weten dat haar mening over het schilderij niet was veranderd.
2.4
Het schilderij is vanaf 1980 door meerdere – niet aan de RKD, aan het Rijksmuseum Vincent van Gogh of aan het VGM verbonden – deskundigen onderzocht, die van mening zijn dat het schilderij aan Van Gogh kan worden toegeschreven.
2.5
Het VGM heeft een afdeling onderzoek, die tot doel heeft verworven kennis algemeen beschikbaar te stellen voor de wetenschap en het publiek. Daarbij richt het VGM zich op de 19e-eeuwse kunst in het algemeen en die van Van Gogh in het bijzonder. Onderdeel daarvan is het verrichten van authenticiteitsonderzoek. In dit kader verleent het VGM een gratis service aan eenieder die meent in het bezit te zijn van een werk van Van Gogh. Door ondertekening van een overeenkomst met het VGM stemt de aanvrager van zo’n onderzoek in met de procedure.
2.6
Het VGM heeft in 2001 van de heer [C] (hierna: [C] ) een verzoek gekregen om een uitspraak te doen over de authenticiteit van het schilderij. Daartoe heeft [C] een overeenkomst als genoemd onder 2.5 getekend en is het schilderij aan het expertiseteam van het VGM ter beoordeling afgegeven. In de overeenkomst zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
‘The Museum shall be obliged to exercise reasonable care in its appraisal, but the Museum does not guarantee that its Judgement is correct. (…)
The Owner guarantees to the Museum that he is the sole owner of the Work, excluding other persons.’
2.7
Het expertiseteam onder leiding van de heer L. Van Tilborgh, als curator verbonden aan het VGM (hierna: Van Tilborgh), heeft het schilderij aan een visueel onderzoek onderworpen. Op basis van dit onderzoek kwam het team tot de conclusie dat het werk niet aan Van Gogh kon worden toegeschreven en dat aanvullend technisch onderzoek niet nodig was. In een brief van 19 november 2001 (hierna: de opinie) heeft Van Tilborgh aan [C] bericht dat het schilderij volgens hen niet aan Van Gogh kan worden toegeschreven en heeft hij deze opinie als volgt toegelicht:
‘(…) We have studied the material carefully and investigated the work in Amsterdam. It is our opinion that your painting, Still life with peonies (37,5 x 43,5 cm), can not be attributed to Vincent van Gogh.
The brushstroke is not comparable to Van Gogh’s way of painting, neither do the colours agree with his usual palette. If we assume that the scraped out signature is indeed ‘original’(ie. not added by another hand), then the painting must even have been a deliberate fake. Several technical features suggest that this may have been the case. First, large parts of the composition were laid in with a white paint to create the impasto texture, applying colour only in thin layers brushed wet-on-wet on top. This differs from Van Gogh’s full-bodied application of different colours. Furthermore, the impression of the canvas pattern in the impasto seems to have been the result of laying the still wet picture onto a red painted canvas, which is based on a wrong interpretation of the same phenomenon in Van Gogh’s oeuvre. Sometimes paintings by Van Gogh show transferred flakes of paint on the surface, due to the fact that another canvas that was still wet was stacked faced to face, sticking together. Often impasto in Van Gogh’s paintings may also show the impression of a canvas pattern, due to the back side of another canvas touching the pain surface. In this painting however, these two elements are combined, as the canvas pattern is coloured.
I am sorry to disappoint you. (…)’
2.8
Bij brief van 30 juli 2002 heeft [appellant] aan het VGM bekend gemaakt dat hij eigenaar is van het schilderij en dat [C] uitsluitend in zijn opdracht had gehandeld. Daarop heeft het VGM bij brief van 31 juli 2002 aan [appellant] verzocht een overeenkomst met het VGM zoals genoemd onder 2.5, ondertekend retour te sturen. [appellant] heeft daarop bij faxbericht van 2 oktober 2002 aan het VGM verzocht om de opinie met onmiddellijke ingang in te trekken. Het VGM heeft daarop laten weten de zaak niet meer in behandeling te zullen nemen. Op 12 februari 2004 heeft [appellant] de overeenkomst met het VGM zoals genoemd onder 2.5, alsnog ondertekend teruggestuurd.
2.9
Tussen 2004 en 2012 heeft [appellant] het VGM verschillende malen benaderd, met het verzoek de opinie te herzien. Het VGM zag telkens geen reden om dat te doen en heeft op 13 juni 2012 laten weten dat zijn bemoeienis met het schilderij tot een einde was gekomen.
2.10
Op 28 augustus 2012 heeft de heer drs. [D] (hierna: [D] ) het VGM geschreven dat hij aanbeveelt om het schilderij nog eens goed te bekijken. [D] was van 1993 tot 2005 hoofd presentaties en verantwoordelijk voor het tentoonstellingsbeleid in het Van Gogh Museum. Op 13 augustus 2012 heeft mevrouw [E] , restaurator en kunsthistorica, het schilderij onderzocht en daarvan een verslag opgesteld.