Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHAMS:2015:420

Gerechtshof Amsterdam
29-01-2015
30-03-2015
13/00462
Belastingrecht
Hoger beroep

Belanghebbendes beroep is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Op de inspecteur rust niet de plicht om een beschikking als bedoeld in artikel 12 AWR te nemen.

Rechtspraak.nl
V-N Vandaag 2015/714
V-N 2015/25.19.2
ERF-Updates.nl 2015-0166

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 13/00462

29 januari 2015

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende], wonende te[plaats], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 13/310 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De rechtbank heeft op 28 december 2012 een beroepschrift van belanghebbende ontvangen.

1.2.

Het beroepschrift van belanghebbende meldt als onderwerp:

“beroep tegen het besluit van de inspecteur om geen afschrift te verstrekken

van de ‘beschikking recht van successie’ naar aanleiding van de op

8 september 2007 ingediende belastingaangifte voor de heffing van

successierechten en geen uitvoering te geven aan het op 31 oktober 2002 en

23 december 2005 door hem onvoorwaardelijk uitgesproken besluit om naar

Aanleiding van de op 8 september 2002 ingediende belastingaangiften voor de

heffing van successierechten de nog verschuldigde successierechten te zullen

berekenen en navorderen van de erven.”

1.3.

Bij uitspraak van 5 juli 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen bij faxbericht van 14 augustus 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op 8 januari en 15 januari 2015 zijn nadere stukken van belanghebbende ontvangen. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“2.1. De ouders van eiser zijn overleden. Zijn moeder, [naam 1], is overleden op [datum] en zijn vader, [naam 2], is overleden op [datum]. Eiser heeft twee broers, [namen]

2.2.

Tot de dossierstukken behoort een Mededeling successieaangifte van 10 september 1999. Hierop staat onder meer het volgende:

“Hierbij deel ik u mee, dat ik heb besloten dat geen aangifte hoeft te worden gedaan voor het recht van successie wegens de nalatenschap

van: [naam 1]

overleden op: [datum]

gewoond hebbend in:[plaats]

Als een van de erfgenamen meer verkrijgt dan de vrijstelling die voor hem geldt, moet wel aangifte voor het recht van successie worden gedaan. U kunt in dat geval het aangiftebiljet bij mij aanvragen.

(…)”

2.3.

Tot de dossierstukken behoort een Beschikking recht van successie van 23 mei 2001. Hierop staat onder meer het volgende:

“Op 11 april 2001 is aangifte gedaan voor het recht van successie wegens de nalatenschap

van: [naam 2]

overleden op: [datum]

gewoond hebbend in:[plaats]

Op grond van artikel 12 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen heb ik besloten dat in verband met deze aangifte geen aanslag zal worden opgelegd.

Dit besluit neemt echter niet weg dat er navorderingsaanslagen kunnen worden opgelegd, als daartoe aanleiding bestaat.

(…)”

2.4.

Eiser heeft bij brief van 14 november 2012 verzocht om opgave van de heffingsvrijstellingen voor de heffing van successierechten die hij en zijn broer[naam 3] genieten op grond van de in april 2001 ingediende aangifte recht van successie.

2.5.

Verweerder heeft naar aanleiding van dit verzoek bij brief van 26 november 2012 aangegeven wat in de jaren 1999 en 2000 de omvang van de vrijstelling is in geval van een meerrelatie.

2.6.

Eiser heeft bij brief van 5 december 2012 verzocht om de verstrekking van een afschrift van de ‘beschikking recht van successie’.”

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Bij het Hof is allereerst in geschil of de rechtbank belanghebbendes beroep terecht niet ontvankelijk heeft verklaard. Zo die vraag ontkennend moet worden beantwoord verzoekt belanghebbende het Hof “de inspecteur op te dragen de nakoming van de plicht om een beschikking als bedoeld in artikel 12 van de AWR te nemen en door middel van een beschikking recht van successie te bevestigen dat mijn broer en ik geen successierechten zijn verschuldigd over de nalatenschap van onze ouders, waartoe behoort het bedrag van € 370.862 op bankrekeningen bij buitenlandse banken”.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Ter zitting is daaraan niets toegevoegd.

4 Beoordeling van het geschil

4.1.

De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard en daarbij het volgende overwogen (waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de inspecteur als verweerder):

“4.1. De brief van verweerder van 26 november 2012 kan niet worden aangemerkt als een voor beroep vatbaar besluit als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) (vgl. Hoge Raad 8 december 2006, nr. 42 929). Uit het systeem van de wet, zoals het bepaalde in artikel 26 van de AWR in verbinding met artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), alsmede de artikelen 7:1 van de Awb en 26b en 26c van de AWR, vloeit voort dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een geschrift dat niet is aan te merken als een uitspraak op bezwaar. Hieruit volgt dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn beroep.

4.2.1.

Ten aanzien van eisers grief dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten een beschikking recht van successie af te geven en de rechtbank verzoekt om verweerder daartoe op te dragen, geldt het volgende.

Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de AWR, is de inspecteur verplicht om, indien een belastingplichtige een aangifte heeft ingediend, een aanslag op te leggen.

Ingevolge artikel 11, derde lid, van de AWR heeft de inspecteur tot drie jaar na afloop van het belastingjaar de mogelijkheid een aanslag op te leggen.

Ingevolge artikel 12 van de AWR is de inspecteur gehouden het besluit om aan degene die aangifte heeft gedaan geen aanslag op te leggen, te nemen bij voor bezwaar vatbare beschikking.

4.2.2.

De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de nalatenschap van [naam 2] verweerder naar aanleiding van de ingediende aangifte met dagtekening 23 mei 2001 een beschikking recht van successie heeft afgegeven. Dat is een beschikking als bedoeld in artikel 12 van de AWR. Eiser heeft tegen deze beschikking geen bezwaar gemaakt. Er is derhalve geen sprake van het uitblijven van een uitspraak op bezwaar, waartegen beroep fictieve weigering kan worden ingesteld.

4.2.3.

Voor zover het beroep ziet op het uitblijven van een beschikking recht van successie met betrekking tot de nalatenschap van [naam 1] overweegt de rechtbank dat dienaangaande geen aangifte is gedaan. Alsdan rust op verweerder niet de plicht om een beschikking als bedoeld in artikel 12 van de AWR te nemen. Er is derhalve geen sprake van een nalaten van verweerder een besluit te nemen.

4.3.

Uit het voorgaande volgt dat het beroep niet-ontvankelijk is.

4.2.

Naar het oordeel van het Hof heeft de rechtbank hiermee op goede gronden, die het Hof overneemt en tot de zijne maakt, een juiste beslissing genomen.

4.3.

Het Hof voegt hieraan nog toe dat ook overigens uit het dossier niet gebleken is van een besluit van de inspecteur waartegen beroep open staat, noch van een weigering van de inspecteur een dergelijk besluit te nemen of van het niet tijdig nemen van een dergelijk besluit door de inspecteur.

Slotsom

De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

5 Kosten

Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht vindt het Hof geen termen aanwezig.

6 Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door mrs. F.J.P.M. Haas, voorzitter, P.F. Goes en M. Greebe, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. S.K. Grando als griffier. De beslissing is op 29 januari 2015 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.