Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 9 februari 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-127521-13 tegen
[verdachte]
,
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1967,
adres: [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 11 maart 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 juni 2013 te Amsterdam zich op en/of aan de weg, te weten de Stadhouderskade, heeft opgehouden terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet althans daarop gelijkende waar, en/of slaapmiddelen en/of kalmeringsmiddelen en/of stimulerende middelen of daarop gelijkende waar te kopen en/of te koop aan te bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak
Door de raadsman is eveneens aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrij gesproken.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof heeft daarbij zwaar laten meewegen de op 15 december 2015 door verbalisant [verbalisant] bij de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring, inhoudende kort gezegd dat de weergave van de feiten in het door hem opgemaakte proces-verbaal van 9 juni 2013 niet overeen komt met de werkelijkheid, nu een deel van de in het proces-verbaal aan [verbalisant] toegeschreven handelingen niet door hem zijn uitgevoerd, hetgeen te wijten is aan een wijziging in de procedure bij het opmaken van een proces-verbaal met hulp van de computer. Het hof is van oordeel dat het door verbalisant [verbalisant] opgemaakte proces-verbaal dat zich in het dossier bevindt, daarom niet bruikbaar is voor het bewijs. Als gevolg hiervan ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
Het hof heeft nog stilgestaan bij zijn beslissing van 6 maart 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:757, maar anders dan in die zaak verbindt het hof in deze zaak niet de sanctie van het niet-ontvankelijk verklaren van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. E.H.M. Druijf, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 maart 2016.
Mr. E.H.M. Druijf is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: