3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Bij e-mail met bijlagen van 23 juni 2014 heeft klager de gerechtsdeurwaarder een incasso-opdracht gegeven. De gerechtsdeurwaarder heeft de incasso-opdracht bij e-mail van 24 juni 2014 aan klager bevestigd en hem daarbij verzocht nog het adres van de wederpartij te verstrekken omdat dit niet uit de bijlagen bleek. Bij e-mail van 25 juni 2014 heeft klager de volgende (adres)gegevens van de wederpartij verstrekt: ‘[A] [adres] [plaatsnaam] ’.
3.2.2.
Op 16 juli 2014 heeft klager de gerechtsdeurwaarder per e-mail nogmaals de (adres)gegevens van de wederpartij (hierna: [A] ) verstrekt en hem dringend verzocht actie te ondernemen ‘op de harde tour’. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens diezelfde dag per
e-mail en per post een aanmaning naar [A] gestuurd.
3.2.3.
Op 18 juli 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de adresgegevens van [A] geverifieerd bij de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Op dat moment stond [A] ingeschreven op de [adres] te [plaatsnaam] .
3.2.4.
Op 29 juli 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een brief (van datum 23 juli 2014) van [A] ontvangen waarin hij inhoudelijk reageert op de aanmaning van 16 juli 2014 en aanvoert dat de vordering ongegrond is. [A] vermeldt in deze brief als zijn adres [adres] te [plaatsnaam] .
3.2.5.
Bij brief van 1 augustus 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder [A] , samengevat, meegedeeld dat hij laatstvermelde brief van [A] met zijn opdrachtgever heeft besproken en [A] gesommeerd tot betaling van de door klager gestelde vordering met incassokosten en rente, bij gebreke waarvan een dagvaarding zou worden uitgereikt.
3.2.6.
Op 7 augustus 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een brief (gedateerd 5 augustus 2014) van [A] ontvangen waarin hij reageert op de sommatie van 1 augustus 2014. [A] vermeldt ook in deze brief als zijn adres [adres] te [plaatsnaam] .
3.2.7.
Klager heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mailbericht van 11 augustus 2014 verzocht om ‘de meest harde maatregelen zonder enig respijt te treffen’. Bij e-mail van 12 augustus 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht een voorschot van € 750,-- naar hem over te maken, waarna hij de dagvaarding in gereedheid zou brengen. De gerechtsdeurwaarder heeft het gevraagde voorschot op 18 augustus 2014 van klager ontvangen. Op dezelfde datum heeft de gerechtsdeurwaarder de conceptdagvaarding voor commentaar aan klager toegezonden.
Op 22 augustus 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de dagvaarding aan [A] betekend op het adres [adres] te [plaatsnaam] .
3.2.8.
De gerechtsdeurwaarder heeft klager bij e-mail van 25 augustus 2014 als volgt bericht. ‘Overeenkomstig uw verzoek zend ik u hierbij een exemplaar van de gewijzigde dagvaarding, zoals die vorige week is betekend. Ik trof niemand thuis. De brievenbus zat vol post.’
3.2.9.
Bij vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht, van 18 september 2014 is [A] bij verstek veroordeeld. De gerechtsdeurwaarder heeft dit vonnis op 1 oktober 2014 per e-mail naar klager gestuurd met het volgende bericht.
‘Vanmorgen het bijgaande vonnis ontvangen. Ik zal deze week nog naar het officiële vestigingsadres in de GBA informeren en het vonnis betekenen.’
3.2.10.
Nadat hem uit verificatie bij de GBA was gebleken dat het adres van [A] per 4 augustus 2014 was gewijzigd, heeft de gerechtsdeurwaarder op 2 oktober 2014 het verstekvonnis aan [A] betekend op het nieuwe adres.
3.2.11.
Op 6 oktober 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder van [A] per e-mail een brief en enkele bijlagen ontvangen waarin [A] (onder meer) stelt dat er op 4 september 2014 een zitting is geweest waarvan hij niet op de hoogte was en dat hij graag tijdens de zitting zijn verhaal had willen doen. In reactie heeft de gerechtsdeurwaarder dezelfde dag een e-mail aan [A] gestuurd die, voor zover hier relevant, luidt als volgt.
‘(..) terecht verwijt u mij dat ik niet binnen 14 dagen voor het betekenen van de dagvaarding adrescontrole heb toegepast. Daarom zal het verkregen verstekvonnis niet ten uitvoer gelegd worden.(..)’
3.2.12.
De gerechtsdeurwaarder heeft de e-mail van [A] van 6 oktober 2014 en zijn reactie daarop per e-mail naar klager gestuurd en hem daarbij, voor zover hier relevant, als volgt bericht.
‘(..) Uiteraard zal ik de kosten van de dagvaarding én het griffierecht voor eigen rekening nemen wanneer u opnieuw tot dagvaarding wenst over te gaan. (..)’
3.2.13.
Op 7 oktober 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder het dossier van klager gesloten en hem een eindafrekening gestuurd. Op het door klager betaalde voorschot van € 750,-- heeft de gerechtsdeurwaarder een honorarium, beperkt tot 45 minuten, bureau- en dossierkosten en BTW in mindering gebracht. Het resterende bedrag van het voorschot (€ 604,80) is aan klager uitgekeerd.
3.2.14.
Uit een e-mail van klager aan de gerechtsdeurwaarder van 21 oktober 2014 blijkt dat klager het bedrag van € 604,80 heeft ontvangen.
3.2.15.
Op 22 oktober 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder.