Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:GHAMS:2016:147

Gerechtshof Amsterdam
07-01-2016
27-01-2016
14/00712
Belastingrecht
Hoger beroep

Parkeerbelasting. Hoger beroep niet-ontvankelijk. Nu naheffingsaanslag door rechtbank is vernietigd heeft belanghebbende bij een beslissing van het Hof geen belang. Dat wordt niet anders doordat het belanghebbende niet of onvoldoende duidelijk is geworden waarom de naheffingsaanslag is vernietigd en de uitspraak van de rechtbank daarover onvoldoende opheldering verschaft.

Gemeentewet 225
Rechtspraak.nl
V-N Vandaag 2016/245
Belastingblad 2016/88 met annotatie van P. de Bruin
V-N 2016/16.14.3

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 14/00712

7 januari 2016

uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 13/7014 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 14 augustus 2014 in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 juli 2013 aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 60,90 (hierna: de naheffingsaanslag).

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 23 oktober 2013, de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak van de heffingsambtenaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 14 augustus 2014 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de naheffingsaanslag vernietigd.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 14 november 2014. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in onderdeel 2 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt in die uitspraak aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“2. Op 31 juli 2013 omstreeks 16.19 uur constateerde een parkeercontroleur van de gemeente Amsterdam dat de auto van eiser, merk Volvo, met kenteken [nummer] , op de Prinsengracht te Amsterdam ter hoogte van huisnummer 789 geparkeerd stond. Bij controle stelde de parkeercontroleur vast dat geen aangifte van parkeerbelasting voor het parkeren van de auto was gedaan. De parkeercontroleur heeft vervolgens aan eiser een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd ter hoogte van € 60,90. Het nageheven bedrag bestaat uit € 5 (parkeerbelasting) en € 55,90 (kosten van de naheffingsaanslag).”

2.2.

Vaststaat dat de naheffingsaanslag door de rechtbank is vernietigd.

2.3.

Belanghebbende heeft in zijn hoger beroepschrift onder meer het volgende gesteld:

“Verzoek om hoger beroep. Eiser wordt “algemeen” in dit vonnis (AMS 13/7014 parkbl 305) in het gelijk gesteld. Echter de rechter gaat ondanks mijn uitdrukkelijke verzoeken niet in op mijn specifieke gronden van bezwaar ter zitting.”

2.4.

Ter zitting van het Hof heeft de heffingsambtenaar onder meer het volgende verklaard:


“De naheffingsaanslag is denk ik vernietigd omdat het om laden en lossen ging. De vraag is of de auto geparkeerd staat (dit is een belastbaar feit) dan wel of sprake is van laden en lossen. (…) Mijn collega’s hebben het verhaal van [X] aangehoord op de zitting van de rechtbank en toen besloten de naheffingsaanslag te vernietigen.”

3
3. Geschil in hoger beroep

In geschil is allereerst of belanghebbende ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Voorts is in geschil of de uitspraak van de rechtbank voldoende is gemotiveerd.

4 Beoordeling van het geschil

4.1.

De rechtbank heeft in de onderdelen 3 t/m 5 van haar uitspraak omtrent het geschil als volgt overwogen:

“3. Verweerder heeft ter zitting aangegeven zijn eerder ingenomen standpunt niet te handhaven. De naheffingsaanslag acht hij niet langer terecht en op goede gronden [ ] opgelegd.

4. De rechtbank ziet geen reden voor een andersluidend oordeel en beslist daarom dienovereenkomstig. Daarom zal het beroep gegrond worden verklaard en zullen de uitspraak op bezwaar en de daaraan ten grondslag liggende naheffingsaanslag worden vernietigd.

5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.”

4.2.

De heffingsambtenaar heeft in zijn hoger verweerschrift onder meer het volgende gesteld:

“Inhoudelijk

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaar[d]. De naheffingsaanslag is vernietigd. Er is daarom geen fiscaal belang meer bij dit hoger beroep.

Conclusie

Vanwege het ontbreken van een fiscaal belang, dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.”

4.3.

Nu de naheffingsaanslag door de rechtbank is vernietigd heeft belanghebbende bij een beslissing van het Hof geen belang. Dat wordt niet anders doordat het belanghebbende niet of onvoldoende duidelijk is geworden waarom de naheffingsaanslag is vernietigd en de uitspraak van de rechtbank daarover onvoldoende opheldering verschaft. Het Hof zal het hoger beroep derhalve niet-ontvankelijk verklaren.

Slotsom

4.4.

De slotsom is dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is.

5 Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Voorts ziet het Hof geen reden om de heffingsambtenaar te veroordelen in de vergoeding van het door belanghebbende betaalde griffierecht.

6 Beslissing

Het Hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

De uitspraak is gedaan mr. E.A.G. van der Ouderaa, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.S.H. Lange als griffier. De beslissing is op 7 januari 2016 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.