De man heeft in hoger beroep een beëdigde verklaring afkomstig van zijn moeder in het geding gebracht. In eerste instantie heeft de man uitsluitend het schutblad en de vierde pagina van deze akte overgelegd, waar valt te lezen dat de moeder van de man de bedoeling had “ervoor te zorgen dat mijn [lees: haar] beide kinderen na mijn [lees: haar] dood allebei evenveel krijgen”. Hiertoe uitdrukkelijk uitgenodigd door het hof heeft de man de akte in zijn geheel ter zitting overgelegd.
De moeder van de man heeft deze beëdigde verklaring ten overstaan van eerdergenoemde notaris afgelegd op dezelfde datum dat het testament is verleden, 27 juli 2005. In deze verklaring geeft de moeder – verkort weergegeven - aan dat de man buiten haar medeweten onder meer de eigendom had verkregen van een haar toebehorend vakantiehuisje te [plaats] en een haar toebehorend huis gelegen aan de [adres] . Voorts zou de man volgens de verklaring van zijn moeder vanuit het vermogen van de moeder een boot en ligplaats hebben verworven.
De verklaring van de moeder van 27 juli 2005 eindigt met de zinsnede:
“Het is in ieder geval mijn bedoeling om ervoor te zorgen dat mijn beide kinderen na mijn dood allebei evenveel krijgen.
Om alle onduidelijkheid over mijn intenties weg te nemen leg ik deze verklaring notarieel vast zodat, mocht ik komen te overlijden voordat deze hele kwestie naar tevredenheid is afgewikkeld, vast staat dat wat [de man] [lees: de man] heeft gedaan niet met mijn instemming is gebeurd”.
Uit deze verklaring blijkt dat het de bedoeling van de moeder was dat haar zoon en dochter na haar overlijden ieder voor een gelijk erfdeel in haar nalatenschap zouden delen. Met de vrouw is het hof echter tevens van oordeel dat de moeder voor ogen moet hebben gestaan dat, indien de kwestie van de toe-eigening van een deel van haar vermogen door haar zoon niet voor haar overlijden zou zijn geregeld, de onterving van haar zoon overeind zou blijven. In dat geval zou het aan de dochter zijn eventueel een regeling te treffen met haar broer, hetgeen ook is geschied.
Vastgesteld kan worden dat, voordat deze kwestie tussen de moeder en de zoon tot een goed einde is gekomen, de moeder op [in 2] 2006 is overleden. De man heeft in dit verband ter zitting van het hof verklaard dat hij tot het overlijden van zijn moeder nauwelijks nog contact met haar heeft gehad. Zijn moeder had beslag gelegd op vermogensbestanddelen van de man. De contacten die er waren over deze kwestie, inclusief de beslaglegging, liepen via zijn zus en de van de zijde van de moeder ingeschakelde advocaat mr. Veerman.