4.1.
De rechtbank heeft in de onderdelen 1 t/m 11 van haar uitspraak als volgt overwogen.
“14/1537 ( [adres 1] )
1. Eiser stelt dat hem in bezwaar de relevante stukken, in casu het taxatieverslag, zijn onthouden en hij daarom niet in de gelegenheid is geweest zijn bezwaar in deze zaak voldoende te onderbouwen. Eiser heeft ter zitting verzocht om de zaak terug te verwijzen naar verweerder.
2. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat uit de aan eiser toegezonden concept-uitspraak op bezwaar blijkt dat de waarde van [adres 1] is gebaseerd op de door eiser op 1 december 2013 betaalde aankoopprijs € 450.000 voor [adres 1] en dat deze aankoopprijs vervolgens met toepassing van artikel 18, derde lid, van de Wet WOZ is verhoogd met € 25.000 in verband met de na aankoop gerealiseerde bebouwing.
3. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat verweerder met de concept-uitspraak op bezwaar eiser voldoende inzicht heeft gegeven in de onderbouwing van de waarde en dat het enkele feit dat eiser in bezwaar geen taxatieverslag is toegezonden eiser in bezwaar niet in zijn mogelijkheden om bezwaargronden in te dienen heeft beperkt. Voor een terugverwijzing om de enkele reden dat de gemachtigde van eiser geen taxatieverslag is verstrekt, ziet de rechtbank geen grond.
4. Eiser heeft de waarde van [adres 1] in beroep niet betwist.
14/ 1538 ( [adres 2] )
5. Eiser stelt dat ook in deze zaak dat hem in bezwaar de relevante stukken, in casu het taxatieverslag, zijn onthouden en hij daarom niet in de gelegenheid is geweest zijn bezwaar in deze zaak voldoende te onderbouwen. Eiser heeft ter zitting verzocht om de zaak terug te verwijzen naar verweerder.
6. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat uit de aan eiser toegezonden concept-uitspraak op bezwaar blijkt hoe de waarde van [adres 2] is vastgesteld en dat eiser nadien de mogelijkheid had zijn bezwaren schriftelijk aan te vullen, dan wel deze toe te lichten in een hoorzitting.
7. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat verweerder met de concept-uitspraak op bezwaar eiser voldoende inzicht heeft gegeven in de onderbouwing van de waarde en dat het enkele feit dat eiser in bezwaar geen taxatieverslag is toegezonden eiser in bezwaar niet in zijn mogelijkheden om bezwaargronden in te dienen heeft beperkt. Voor een terugverwijzing om de enkele reden dat de gemachtigde van eiser geen taxatieverslag is verstrekt, ziet de rechtbank geen grond.
8. Eiser betwist de waarde van [adres 2] . Eiser heeft daarbij niet aangegeven waarom hij het niet eens is met de waardevaststelling dan wel welke waarde hij meent dat zou moeten worden vastgesteld.
9. Verweerder heeft de waarde bepaald met toepassing van de huurwaardekapitalisatiemethode. Verweerder is daarbij uitgegaan van de huurprijzen van vergelijkbare objecten. Deze huurprijzen variëren van € 205 tot en met € 235 per vierkante meter. De voor het object gehanteerde huurwaarden variëren van € 78 tot en met € 184. De toegepaste huurwaardekapitalisatiefactor van 10,4 komt de rechtbank op eerste zicht niet te hoog voor, nu deze voor het [adres 1] berekend is op 11,2. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld.
14/1537 en 14/1538 ( [adres 1] en [adres 2] )
10. De rechtbank overweegt ten slotte dat de vraag of verweerder de stukken ten onrechte niet aan de gemachtigde heeft toegezonden, buiten het bestek van het in de onderhavige zaken te beoordelen geschil valt.
11. Bij deze beslissing is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.”
4.2.
Anders dan de rechtbank in onderdeel 10 van haar uitspraak heeft overwogen, is het Hof van oordeel dat voor de beslissing van het geschil niet kan worden ontkomen aan beoordeling van de vraag of de heffingsambtenaar de stukken (het Hof verstaat: de taxatieverslagen) ten onrechte niet aan de gemachtigde heeft toegezonden.
4.3.1.
Artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ luidt als volgt:
“De in artikel 1, tweede lid, bedoelde gemeenteambtenaar verstrekt uitsluitend aan degene te wiens aanzien een beschikking is genomen, op verzoek een afschrift van de gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde”.
4.3.2.
Het artikellid (in de destijds geldende nummering betrof het artikel 41, tweede lid) is aldus komen te luiden door een amendement van het Tweede-Kamerlid Kamp (Kamer-stukken II 1993/94, 22 885, nr. 22). In het wetsvoorstel (Kamerstukken II 1993/94, 22 885, nr. 2) was slechts sprake van een verplichting tot het geven van inzage. Het amendement is als volgt toegelicht:
“Met dit amendement wordt beoogd te bereiken dat degene te wiens aanzien een beschikking is genomen desgevraagd het taxatierapport in fotokopie toegestuurd krijgt”.
4.5.
Vast staat dat de gemachtigde van belanghebbende zich als zodanig tegenover de heffingsambtenaar had gepresenteerd. Ook staat vast dat de taxatieverslagen behoren tot de “op de zaak betrekking hebbende stukken”. Alsdan volgt uit artikel 40, tweede lid, Wet WOZ en artikel 6:17 van de Awb, in onderling verband bezien, dat op de heffingsambtenaar de verplichting rustte om de taxatieverslagen, op diens verzoek, aan de gemachtigde te verstrekken (in dezelfde zin: Gerechtshof Arnhem 27 maart 2012, ECLI:NL: GHARN: 2012:BW1064).
4.6.
De heffingsambtenaar diende aan deze verplichting uitvoering te geven en kon er in dit verband niet mee volstaan de gemachtigde te verwijzen naar de mogelijkheid dat de belanghebbende (via diens DigiD) de taxatieverslagen van de website van de gemeente zou downloaden, dan wel de taxatieverslagen aan de balie van het gemeentehuis te komen ophalen, om deze vervolgens aan de gemachtigde te verstrekken.
Nog daargelaten dat in de toelichting op het amendement-Kamp wordt gesproken van “het toezenden van een kopie” had de heffingsambtenaar dan ook in redelijkheid moeten bewilligen in de door de gemachtigde voorgestelde mogelijkheid van het per e-mail toezenden van digitale versies van de taxatieverslagen.
4.7.
Door het niet (volledig) beschikken over de op de zaak betrekking hebbende stukken en (daardoor) van de gronden waarop de (concept-)uitspraken op bezwaar berustten, terwijl partijen van mening verschillen over de voor het geschil relevante feiten en de waardering daarvan, is – zoals de gemachtigde terecht aanvoert – belanghebbende in zijn processuele positie in de bezwaarprocedure benadeeld. Het kan de gemachtigde daarom niet worden verweten dat hij onder deze omstandigheden niet aan het voor 7 juli 2014 geplande hoorgesprek wilde deelnemen.
4.8.
Aangezien belanghebbende door deze gang van zaken in de bezwaarfase is benadeeld, is het in stand laten van de bestreden uitspraken op bezwaar met toepassing van artikel 6:22 Awb niet aan de orde. Gelet op het (in hoger beroep herhaalde) verzoek van belanghebbende om de zaken terug te wijzen naar de heffingsambtenaar, teneinde in de bezwaarfase alsnog zijn grieven tegen de bestreden beschikkingen te kunnen aanvoeren op basis van alle op de zaak betrekking hebbende stukken, had de rechtbank daarbij aan artikel 8:72 Awb geen andere toepassing kunnen geven dan terugwijzing van de zaken naar de heffingsambtenaar.
4.9.
In aanmerking nemende dat de gemachtigde inmiddels beschikt over de taxatierapporten van beide in geding zijnde panden, zal de heffingsambtenaar, na belanghebbende in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord, opnieuw uitspraken op bezwaar dienen te doen.
4.11.
Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank, alsmede de uitspraken op bezwaar, dienen te worden vernietigd. De zaken worden teruggewezen naar de heffingsambtenaar teneinde alsnog, met inachtneming van deze uitspraak, op de bezwaren te beslissen.