2.1.1.
De rechtbank heeft in de onderdelen 1 tot en met 6 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt in deze uitspraak aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“1. Eiseres, geboren in 1947, is gehuwd met [X] , geboren [in] 1948.
2. Eiseres is in het kader van het zogenaamde rekeningenproject geïdentificeerd als rekeninghouder van een bankrekening bij de Kredietbank Luxembourg (hierna: Kb Lux). Tot de stukken behoort dienaangaande:
- een afdruk met daarop – voor zover hier van belang – vermeld:
“52- [rekeningnummer] (…) VUE [Y] 23.170,22”;
- een ambtsedige verklaring van 2 augustus 2013 van J.P. Crum, medewerker van de Belastingdienst FIOD, waarin hij – voor zover hier van belang – het volgende aangeeft:
“(…)
Op basis van het voorgaande verklaar ik, verbalisant, het volgende:
1. Op de afdruk van de microfiche van de KB Lux komt onder meer voor de naam(en): [Y]
2. Uit eerder onderzoek naar rekeninghouders van de KB Lux is komen vast te staan dat indien deze notatiewijze wordt gehanteerd er volgens de systematiek van de KB Lux sprake is van gehuwden ten tijde van het afsluiten van de rekening. In casu [X] gehuwd met mw. [Y] .
3. Uit de match van het cliëntenbestand KB Lux met het BVR-bestand komt één hit voor, waarbij [X] de partner is van [Y] . Dit is [X] , geboren [in] 1948, met sofinummer [1] , gehuwd met [Y] .
4. In het BVR-bestand zie ik dat de eerste voornaam van [X] is: [eerste voornaam]
5. Verder zie ik in het BVR-bestand dat de huwelijkse staat vermoedelijk is ingegaan [in] 1979.
Uit de match van de rekeninghouder(s), zoals vermeld op de microfiches van de KB Lux met de Belastingdienst ten dienste staande landelijke bestanden, komt één persoon als rekeninghouder in aanmerking, zijnde [X] gehuwd met mw. [Y] , zoals die onder punt 3. staat vermeld. (…)”
3. Eiseres heeft in haar aangifte inkomstenbelasting over 2010 melding gemaakt van banktegoeden, maar niet van in het buitenland aangehouden rekeningen.
4. Verweerder heeft op 10 juli 2013 in verband met de bankrekening bij de Kb Lux met betrekking tot het belastingjaar 2010 vragen gesteld aan eiseres. Eiseres heeft op 15 juli 2013 geantwoord dat zij geen bankrekening in het buitenland had aangehouden en daarom de gestelde vragen niet kon beantwoorden.
5. Verweerder heeft vervolgens de in geschil zijnde beschikking van 22 juli 2013 genomen met herhaling van de gestelde (en hierna volgende) vragen:
“ Het gaat om de volgende vragen en verzoeken inzake het buitenlandse vermogen bij de Kredietbank Luxemburg te Luxemburg:
1. Is deze bankrekening in 2010 nog steeds door u aangehouden?
2. Zo ja, wat was het saldo, inclusief onderliggende sub- en beleggingsrekeningen, op 1 januari en 31 december 2010?
3. Zo nee, waar wordt het eerder op de KBL-rekening gestalde vermogen in 2010 aangehouden?
4. Wat was het saldo van die andere rekeningen op 1 januari en 31 december 2010?
5. Indien niet langer vermogen in het buitenland wordt aangehouden, wanneer en op welke binnenlandse rekening is dit vermogen gestort of wanneer en waarvoor is het aangewend?
6. Heeft u nog andere buitenlandse bankrekeningen, waar geen opgaaf van gedaan is?
7. Ik verzoek u de bescheiden met betrekking tot de buitenlandse rekening(en) (in kopie) voor deze jaren te overleggen.”
6. Op 11 november 2013 heeft de voorzieningenrechter bepaald dat eiseres en haar echtgenoot op verbeurte van een dwangsom moeten voldoen aan het nakomen van de verplichtingen op grond van het bepaalde in artikel 47 van de Awr. Eiseres en haar echtgenoot hebben aansluitend contact gezocht met de Kb Lux.”
2.2.
In aanvulling hierop stelt het Hof - aan de hand van de op 6 november 2015 door belanghebbende ingediende nadere stukken - de volgende feiten vast:
2.2.1.
In het kader van een door belanghebbende en haar echtgenoot aangespannen Kort Geding tegen de Staat der Nederlanden bij de rechtbank Amsterdam, rolnummer C/13/592850/KG ZA 15-1055 SP/MRSB, is de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 24 september 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4102, ingebracht. Deze uitspraak is gedaan op het hoger beroep van belanghebbende inzake de ten name van haar genomen informatiebeschikking voor de heffing van inkomstenbelasting voor het jaar 2009; de beslissing in die uitspraak luidt dat die beschikking wordt vernietigd. Het Hof heeft daartoe – voor zover thans van belang - als volgt overwogen:
“Naar het oordeel van het Hof heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende (mede) rechthebbende was tot de KB-Lux-rekening. In genoemd PV staat immers nadrukkelijk vermeld dat (slechts) “één persoon als rekeninghouder in aanmerking [komt], zijnde [X] gehuwd met mw. [Y] ”.”
Het in deze uitspraak genoemde PV is de – ook in onderdeel 2 van de rechtbankuitspraak vermelde - ambtsedige verklaring van 2 augustus 2013 van J.P. Crum.
2.2.2.
Onder verwijzing naar het inbrengen van de hiervoor genoemde uitspraak van 24 september 2015 heeft de namens de Staat optredende mr. R.S.I. Lawant (Pels Rijken & Drooglever Fortuijn advocaten en notarissen) bij brief van 2 oktober 2015 een proces-verbaal van ambtshandeling in die procedure ingebracht, opgemaakt door J.P. Crum, gedagtekend 1 oktober 2015. In dit proces-verbaal is onder meer het volgende opgenomen:
“Op 24 september 2015 heeft (…) gerechtshof Amsterdam overwogen: in genoemd pv staat immers nadrukkelijk vermeld dat (slechts) één persoon als rekeninghouder in aanmerking [komt] zijnde [X] gehuwd met mw. [Y] ”.
De bovenstaande formulering in dit proces-verbaal van identificatie van het rekeningproject is destijds gekozen om de éérste rekeninghouder te identificeren, waardoor deze als belastingplichtige, zijnde de persoon met het vermoedelijk hoogste persoonlijk arbeidsinkomen, kon worden aangemerkt.
Op basis van het voorgaande verklaar ik (…) het volgende: (…) Uit de match van de rekeninghouder(s), zoals vermeld op de microfiches van de KB Lux met de Belastingdienst ten dienste staande landelijke bestanden, is door de unieke combinatie van de tenaamstelling, naast [X] , als rekeninghouder van de KB Lux rekening met nummer [rekeningnummer] te identificeren mw. [Y] , gehuwd met [X] , zoals die onder punt 3. staat vermeld.”
2.2.3.
Als bijlage bij de brief van 2 oktober 2015 heeft mr. R.S.I. Lawant een brief van de KB-Luxbank, gedagtekend 10 januari 2014, ingebracht, waarin het volgende is opgenomen:
“CONFIDENTIAL
Object: Your letter dated January 8, 2014
Dear Sir,
We refer to your letter dated 8 January 2014 regarding the way accounts opened in KBL’s books are named and/or listed in KBL’s systems.
Please note that, as a matter of principle and subject to typos or operational errors, there is no difference between the three possibilities mentioned in your letter.
As a result, a dash (-) or the word “ou” between two different surnames in the account name refers to an account held by two persons with the same rights on the account (joint accountholders).
We hope that these elements address your question.”