5.2.
Het Hof ziet echter aanleiding om op grond van artikel 8:114 van de Algemene wet bestuursrecht het griffierecht geheven ter gelegenheid van zowel het beroep bij de rechtbank als het hoger beroep bij het Hof aan belanghebbende te vergoeden. Met betrekking tot het griffierecht geheven door de rechtbank merkt het Hof het volgende op. Volgens de administratieve systemen van de rechtbank is een bedrag van € 318 aan belanghebbende in rekening gebracht en door belanghebbende als zodanig betaald in verband met de door haar bij de rechtbank aanhangig gemaakte procedure. In zijn pleitnota verzoekt belanghebbende om een vergoeding van € 44 met betrekking tot het aan de rechtbank betaalde bedrag. Het Hof volgt belanghebbende hierin niet nu kennelijk sprake is van een vergissing harerzijds, en kent derhalve het hogere bedrag toe.
5.3.
Het Hof leidt verder uit de stukken van het geding af dat belanghebbende verzoekt om vergoeding van reiskosten en kopieerkosten. Gelet op het bepaalde in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) komen voor vergoeding in aanmerking de reiskosten die belanghebbende heeft moeten maken voor het bijwonen van het onderzoek ter zitting op 27 september 2015. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van het Besluit wordt het bedrag van de reiskosten vastgesteld op de voor het bijwonen van het onderzoek ter zitting gemaakte reiskosten per openbaar vervoer tweede klasse v.v. ad € 2,20. Nu belanghebbende deze kosten reeds vergoed heeft gekregen in de zaak met kenmerk 15/00255, bestaat er voor een vergoeding van de reiskosten in de onderhavige zaak geen aanleiding.
6. Beslissing
- -
verklaart het hoger beroep gegrond;
- -
vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- -
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
vermindert de vastgestelde waarde van de woning tot € 305.000 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- -
vermindert de aanslag onroerende zaakbelastingen tot één berekend naar die waarde;
- -
gelast de heffingsambtenaar het door belanghebbende in het kader van de beroepsfase betaalde griffierecht van € 318 te vergoeden; en
- -
gelast de heffingsambtenaar het door belanghebbende in het kader van de hoger beroepsfase betaalde griffierecht van € 497 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. A. Bijlsma, voorzitter van de belastingkamer,
B.A. van Brummelen en W.M.C. Schipper, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. G.H.G. Otten als griffier. De beslissing is op 13 december 2016 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.