BESCHIKKING in raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende in het huis van bewaring Zaanstad te Westzaan,
tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer van 31 mei 2017, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.
De feiten en de rechtsgang
Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer van 2 juni 2017, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman [raadsman] .
De beoordeling
Het hof verenigt zich deels met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust met uitzondering van de zogenoemde 12-jaarsgrond en de zogenoemde grote herhalingsgrond.
Het hof acht voor wat betreft het op de vordering inbewaringstelling vermelde feit 1 ernstige bezwaren aanwezig voor opzetheling, mede gelet op het proces-verbaal van herkenning door verbalisant [verbalisant] . Voor wat betreft de 67b-vordering is het hof van oordeel dat er thans onvoldoende ernstige bezwaren tegen de verdachte bestaan, nu de verdenking tegen de verdachte slechts van één bron afkomstig lijkt te zijn.
Het hof is van oordeel dat de 12-jaarsgrond (geschokte rechtsorde) moet komen te vervallen nu op opzetheling naar de wettelijke omschrijving geen gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld. Deze grond komt dan ook te vervallen.
Ambtshalve is het hof van oordeel dat er geen sprake is van een ernstige vrees dat de verdachte zich schuldig zal maken aan een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld, nu het op de vordering inbewaringstelling overgebleven feit geen zesjaarsfeit betreft. Desalniettemin is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waardoor er gevaar voor goederen zal ontstaan, op grond van de ernst en de omvang van de verdenking.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis geldt dat dit verzoek moet worden afgewezen, omdat hetgeen is aangevoerd onvoldoende is om het – niet concreet onderbouwde – belang dat de verdachte heeft bij zijn invrijheidstelling te laten prevaleren boven de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid.
15/870239-17
De beslissing
Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 28 juni 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. F.A. Hartsuiker, voorzitter,
mrs. P.F.E. Geerlings en N.R.A. Meerbeek, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 28 juni 2017,
de advocaat-generaal
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: