Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 8 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar een onbekend gebleven persoon is/zijn gelopen en/of (vervolgens) (dicht) achter die onbekend gebleven persoon is/zijn gaan staan en/of een of meer hand(en) en/of arm(en) naar de tas van die onbekend gebleven persoon heeft/hebben bewogen en/of (vervolgens) de ritssluiting van de rugzak van die onbekend gebleven persoon heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) de rits van die rugzak heeft/hebben opengemaakt, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) nauwkeurig de omgeving in de gaten heeft/hebben gehouden;
1. subsidiair:
[medeverdachte] op of omstreeks 8 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meer goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of aan verdachte, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar een onbekend gebleven persoon is gelopen en/of (vervolgens) (dicht) achter die onbekend gebleven persoon is gaan staan en/of een of meer hand(en) en/of arm(en) naar de tas van die onbekend gebleven persoon heeft bewogen en/of (vervolgens) de ritssluiting van de rugzak van die onbekend gebleven persoon heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de rits van die rugzak heeft opengemaakt
tot/bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 8 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte] af te schermen en/of nauwkeurig de omgeving in de gaten te houden;
2 primair:
hij op of omstreeks 8 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
2
subsidiair:
[medeverdachte] op of omstreeks 8 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of aan verdachte
tot/bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 8 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest door (dicht) achter die [slachtoffer] te staan en/of door die [medeverdachte] af te schermen en/of nauwkeurig de omgeving in de gaten te houden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair:
hij op 8 september 2016 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meer goederen, toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, met zijn mededader, naar die onbekend gebleven persoon is gelopen en dicht achter die onbekend gebleven persoon is gaan lopen en een hand naar de rugzak van die onbekend gebleven persoon heeft bewogen en de ritssluiting van de rugzak van die onbekend gebleven persoon heeft vastgepakt en opengemaakt, terwijl verdachte nauwkeurig de omgeving in de gaten heeft gehouden;
2 primair:
hij op 8 september 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte tot dezelfde straf zal worden veroordeeld als in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan zakkenrollerij en een poging daartoe. Feiten als de onderhavige maken inbreuk op het eigendomsrecht van de slachtoffers. Daarnaast veroorzaakt zakkenrollerij veel overlast. De omstandigheid dat de verdachte en zijn medeverdachte, wat feit 2 primair betreft, een oude vrouw met een rollator als slachtoffer hebben uitgekozen, weegt het hof bij de strafmaat in het nadeel van de verdachte mee.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. R.D. van Heffen en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
8 februari 2017.