3.1
In deze procedure heeft Dyson gevorderd dat de voorzieningenrechter Miele zal gebieden:
I. met onmiddellijke ingang de in de dagvaarding omschreven ‘misleidende handelspraktijken, misleidende mededelingen, ongeoorloofde vergelijkende reclame-uitingen en enig anderszins onrechtmatig handelen jegens Dyson’ te staken en gestaakt te houden, met dien verstande dat Miele zich in elk geval dient te onthouden van het openbaar (laten) maken van mededelingen waarin wordt gesteld of gesuggereerd dat:
a. de Blizzard CX1 een certificering dan wel keurmerk bezit voor hygiënisch legen;
b. de bedoelde certificering of keurmerk zou zijn toegekend door IBR;
c. de Blizzard CX1 in staat is grof vuil en fijnstof volledig te scheiden en
d. de Blizzard CX1 voorkomt dat stof opdwarrelt tijdens het legen;
II. om uiterlijk binnen 24 uur na de betekening van het te wijzen vonnis een rectificatie te plaatsen op de homepage van de website www.miele.nl, zoals nader omschreven in het petitum van de dagvaarding;
III. om uiterlijk binnen 2 dagen na betekening van het te wijzen vonnis
a. a) op haar eigen kosten bij haar professionele afnemers alle geleverde stofzuigers van het type Blizzard CX1 inclusief hun verpakking terug te roepen; en
b) aan deze afnemers een brief te schrijven met de in het petitum van de dagvaarding vermelde inhoud, met op de brief duidelijk zichtbaar de naam en het logo van de Blizzard CX1;
IV. om uiterlijk binnen 7 dagen na de betekening van het te wijzen vonnis
a. a) de advocaten van Dyson te informeren over de omvang en volledigheid van de onder III bedoelde terugroepactie en verzending en afhandeling van de begeleidende brief; en
b) hen kopieën van alle verzonden brieven toe te sturen;
c) hen een door een registeraccountant opgestelde schriftelijke rapportage toe te sturen waaruit blijkt dat alle professionele afnemers de brief daadwerkelijk hebben ontvangen; dit alles op straffe van dwangsommen en met veroordeling van Miele in de proceskosten en in de nakosten.
3.3
Het hof stelt bij de beoordeling voorop dat in een kort geding een vordering slechts toewijsbaar is indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering eveneens zal toewijzen en indien van de eisende partij niet kan worden gevergd dat de uitkomst van een bodemprocedure wordt afgewacht. Gelet op de aard van de gevraagde voorzieningen heeft Dyson naar het oordeel van het hof daarbij een voldoende spoedeisend belang.
3.4
Dyson baseert haar vorderingen met name op het bepaalde in de artikelen 6:193c, 6:193g, 6:194 en 6:194a BW. Zij betoogt dat de reclame-uitingen van Miele onrechtmatig zijn zowel omdat deze als misleidende handelspraktijk zijn te kwalificeren als omdat sprake is van misleidende reclame en van ongeoorloofde vergelijkende reclame. Grief 1, waarin wordt geklaagd dat de voorzieningenrechter de grondslagen heeft beperkt tot artikel 6:193g BW kan niet slagen reeds nu deze beperking niet uit het bestreden vonnis blijkt. Integendeel, rechtsoverwegingen 4.2 en 4.3 geven ervan blijk dat de voorzieningenrechter deze grondslagen alle in zijn beoordeling heeft betrokken. Het hof zal de overige grieven eveneens bespreken in het licht van voormelde aangevoerde grondslagen.
3.5
Dyson verwijt Miele allereerst dat zij ten onrechte de indruk wekt dat zij over een soort keurmerk beschikt voor het hygiënisch legen van de opvangbak van haar zakloze stofzuiger, terwijl een dergelijk keurmerk niet bestaat. De test van IBR, die aan deze claim ten grondslag ligt, vertoont de nodige gebreken en kan de claim van hygiënisch legen niet rechtvaardigen, aldus Dyson. Dyson betwist bovendien dat de test van IBR betrekking had op de Blizzard CX1.
3.6
Naar oordeel van het hof is voorshands onvoldoende gebleken dat het hanteren van het begrip ‘gecertificeerd’ onder de gegeven omstandigheden misleidend zou zijn of een oneerlijke handelspraktijk zou opleveren. Daarvoor is het volgende redengevend.
Door Miele is onweersproken gesteld dat het systeem van gescheiden opvangbakken in de Blizzard CX1 een relatief nieuw systeem is, dat tot doel heeft het opgezogen stof hygiënisch te kunnen legen. Partijen zijn het erover eens dat er, ondanks pogingen daartoe, nog geen objectieve norm is vastgesteld voor het hygiënisch legen van afvalbakken van zakloze stofzuigers. Aangenomen moet worden dat het, zoals Miele stelt, juist bij gebreke van een dergelijke norm is dat zij ervoor heeft gekozen haar systeem te laten testen door IBR een, naar tussen partijen in confesso is, erkend en gerenommeerd testinstituut op het gebied van filterprestaties bij - onder meer - stofzuigers.
Blijkens de door Miele in het geding gebrachte verklaring van [X], verbonden aan IBR, heeft IBR daartoe een eigen test ontwikkeld en uitgevoerd. Bij het uitvoeren van deze test heeft IBR geconstateerd dat het opvangreservoir van de Blizzard CX1 hygiënisch kan worden geleegd, zonder dat (fijn)stof noemenswaardig opdwarrelt en mengt met de omgevingslucht.
Op grond van de verklaring van [X] is voorshands voldoende aannemelijk dat de door IBR uitgevoerde test betrekking had op de Blizzard CX1. Voorts volgt daaruit dat IBR op grond van de resultaten van de door haar uitgevoerde test toestemming heeft gegeven aan Miele om het IBR-logo te gebruiken in combinatie met de tekst “certified clean emptying”, hetgeen overeenkomt met het Nederlandse begrip gecertificeerd hygiënisch legen.
3.7
De claim van Miele houdt volgens haar stellingen niet meer in dan dat zij op het punt van hygiënisch legen beschikt over een door IBR afgegeven certificaat, waarbij het woord certificaat gebruikt wordt in de betekenis van ‘schriftelijke verklaring’.
De stelling van Dyson dat voor de Nederlandse consument het woord ‘gecertificeerd’ of ‘certificaat’ synoniem is aan het begrip ‘keurmerk’ dat garant zou staan voor een bepaalde officiële standaard of kwalificaties, is in het kader van dit geding onvoldoende aannemelijk geworden. Het enkele feit dat een Duitse rechtbank heeft geoordeeld dat de Duitse consument het begrip gecertificeerd in laatstbedoelde zin zou opvatten, is daarvoor onvoldoende. Dat de Duitse consument in veel opzichten zou lijken op de Nederlandse zegt, indien al juist, immers nog niets over de betekenis die de Nederlandse consument aan dat begrip toekent. Dat andere entiteiten van het Miele-concern in Europa, na klachten van Dyson, om hun moverende redenen hebben gekozen hun reclame-uitingen te wijzigen, kan al evenmin tot enige conclusie leiden met betrekking tot de wijze waarop de gemiddelde Nederlandse consument de claim van Miele zal begrijpen .
Er zijn in de stellingen van partijen overigens geen aanwijzingen gelegen dat niet ook andere stofzuigerproducenten hun stofzuigers op de hierbedoelde wijze bij IBR kunnen laten testen ter verkrijging van eenzelfde certificering.
3.8
Dat volgens Dyson het onderzoek van IBR niet aan de daartoe te stellen eisen voldoet kan, wat daarvan ook zij, voorshands niet leiden tot de conclusie dat de claim van Miele, zoals die blijkt uit gebruikmaking van voornoemd logo misleidend of onrechtmatig is. Immers ook indien op het onderzoek het nodige zou zijn aan te merken blijft overeind dat het gerenommeerde en erkende testinstituut IBR het systeem heeft getest en tot bovengenoemde positieve conclusies is gekomen en de claim van Miele in zoverre niet ongegrond is. Het feit dat er geen standaard bestaat aan de hand waarvan de conclusies van IBR kunnen worden getoetst, brengt daarin geen verandering.
3.9
Dyson kan evenmin worden gevolgd in haar betoog dat Miele zich met de vermelding van het IBR-certificaat schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatige vergelijkende reclame ten opzichte van Dyson. Immers, een vergelijking met de apparaten van Dyson maakt geen deel uit van de bestreden reclame-uitingen. Weliswaar is op de website van Miele het rapport van IBR gepubliceerd, waarin melding wordt gemaakt van het testen van andere apparaten, waaronder een stofzuiger van Dyson, maar vast staat dat Miele dit eerst heeft gedaan na een daartoe strekkend verzoek van Dyson zelf. In het licht hiervan acht het hof de eventuele onrechtmatigheid hiervan jegens Dyson voorshands onvoldoende onderbouwd. Voor zover dit verwijt (mede) ziet op de mededeling van Miele op haar website “In vergelijking tot andere stofzakloze systemen wordt het grove vuil consequent gescheiden van het fijne stof” geldt dat deze mededeling slechts ziet op het systeem van gescheiden legen waarmee Miele zich onderscheidt van andere bestaande stofzakloze systemen (althans in ieder geval die van Dyson). In het licht hiervan is voor de gevolgtrekking dat Miele zich schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatige vergelijkende reclame vooralsnog onvoldoende grond.
3.10
Het tweede verwijt van Dyson aan het adres van Miele betreft de claim dat haar systeem de mogelijkheid biedt van ‘volledig gescheiden legen van grof vuil en fijnstof zonder dat het opdwarrelt’. Dyson stelt dat het fysiek onmogelijk is om grof vuil volledig te scheiden van fijnstof. Nu door Miele ten onrechte wordt gesuggereerd dat de opvangbak met grof vuil 100% vrij van fijnstof is, is deze claim volgens Dyson misleidend.
Miele stelt daar tegenover dat met de term ‘volledig gescheiden legen’ niet meer is bedoeld dan dat het grof vuil en fijnstof in geheel van elkaar gescheiden compartimenten van de opvangbak terechtkomen. Zij betwist dat zij met de claim heeft gesuggereerd dat het grof vuil 100% stofvrij zou zijn en stelt dat de gemiddelde consument de claim ook niet zo zal begrijpen omdat een dergelijke absolute scheiding in het geheel niet voor de hand ligt.
Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft Dyson in het licht van de betwisting door Miele onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de gemiddelde Nederlandse consument de claim anders zal begrijpen dan betrekking hebbend op het systeem van volledig gescheiden opvangbakken, zodat ook op dit punt niet valt aan te nemen dat sprake is van onjuiste of misleidende reclame, noch van een misleidende handelspraktijk.