( i) GVB is een vervoersbedrijf. Zij biedt mogelijkheden van collectief personenvervoer aan in Amsterdam (met tram, bus, metro en veer).
(ii) [appellant] is op 1 juni 1975 bij GVB in dienst getreden in de functie van wagenbestuurder. Zijn laatstelijk verrichte functie (vanaf 2001) was die van assistent Lijnmanager (ALM) Metro. Het laatstelijk verdiende inkomen op jaarbasis bedroeg EUR 37.015,00 bruto.
(iii) Per 1 juli 2002 is [appellant] boventallig verklaard in de functie van Productiechef Reizigersvervoer. Hij was sinds 1 januari 2001 feitelijk werkzaam in de functie van ALM Metro. [appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen zijn boventalligverklaring en dit bezwaar is gegrond verklaard, waarna hij alsnog benoemd is in de functie van ALM Metro.
(iv) In 2002 is [appellant] in de functie van ALM Metro uitgevallen wegens ziekte.
Drie jaar nadat [appellant] was uitgevallen wegens ziekte, heeft het UWV hem volledig arbeidsgeschikt bevonden. Het UVV heeft om die reden de hem eerder toegekende WAO-uitkering geheel beëindigd per 6 december 2005. [appellant] heeft zijn werkzaamheden echter nooit volledig hervat. GVB heeft het takenpakket aangepast.
( v) [appellant] is in september 2008 aangemeld bij de afdeling Transitie van GVB. [appellant] heeft op basis van een detacheringsovereenkomst in 2008 en in 2009 bij Vervoersondersteuning (VOS) Tram, gevestigd aan de Havenstraat in Amsterdam, werkzaamheden verricht welke inhielden: kleine reparaties aan de tram verrichten, stickers aanbrengen c.q. verwijderen, trams controleren op reinheid en gebreken/schade aan de tram noteren zodat deze hersteld werden. Deze werkzaamheden heeft [appellant] tot oktober/november 2010 verricht.
(vi) In 2009 heeft [appellant] een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV. Hij was van mening dat hij met de toen bestaande beperkingen zijn werkzaamheden gedeeltelijk kon hervatten in zijn eigen functie van ALM. GVB deelde deze mening niet gelet op het oordeel van de bedrijfsarts. De uitkomst van het deskundigenoordeel van 12 mei 2009 was dat [appellant] zijn werkzaamheden volledig kon hervatten in zijn eigen functie voor 36 uur per week (gefaseerd op te bouwen).
(vii) [appellant] was het hier niet mee eens. Hij vond dat hij maximaal 5 uur per dag kon werken. Gelet op het feit dat ook de bedrijfsarts van GVB van oordeel was dat er wel een urenbeperking zou moeten gelden en hij meerdere beperkingen zag waardoor werkhervatting in de eigen functie niet mogelijk was, heeft GVB in overleg met [appellant] een derde opinie gevraagd bij het bureau VerzuimDiagnostiek. Volgens het op 25 maart 2010 uitgebrachte rapport van het bureau kon [appellant] voor 36 uur werken in zijn eigen functie.
(viii) Wegens een reorganisatie in 2010 is [appellant] met ingang van 1 november 2010 boventallig geworden bij zijn functie van ALM Metro. Een en ander is vastgelegd in een brief van GVB aan [appellant] van 21 oktober 2010.
(ix) Bij brief van 21 december 2010 heeft het UWV aan GVB meegedeeld dat [appellant] weer zou worden ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 80-100% van de WAO. Een en ander is vastgelegd in een beschikking van 24 januari 2011.
( x) In 2011 heeft [appellant] soortgelijke werkzaamheden als in de jaren 2008 tot en met 2010 verricht.
(xi) Op 20 mei 2011 heeft [appellant] een deskundigenoordeel gevraagd hij het UWV om de re-integratie-inspanningen van GVB te laten toetsen. Daarop is een uitgebreide correspondentie gevolgd tussen GVB enerzijds en het UWV anderzijds. Deze correspondentie bestaande uit brieven en e-mails van het UWV van 27 juli 2011, GVB van 21 september 2011, het UWV van 9 januari 2012, GVB van 6 maart
2012 en het UWV van 13 april 2012 moet als hier ingelast worden beschouwd. Dat
deskundigenoordeel is uiteindelijk nooit gekomen.
(xii) Op 14 november 2011 heeft het UWV [appellant] laten weten dat er nog een paar mogelijkheden voor door hem te verrichten arbeid waren. Dit zou worden beoordeeld door de arbeidsdeskundige. Een en ander is vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst. Op 1 december 2011 heeft de arbeidskundige, [A] , gerapporteerd. Hij is tot de conclusie gekomen dat [appellant] onverminderd
80-100% arbeidsongeschikt is. Een en ander is vastgelegd in een beschikking van het UWV van 13 december 2011.
(xiii) Na ontvangst van de beschikking van 13 december 2011 heeft GVB in de persoon van [B] verzocht om de arbeidskundige rapportage, welke aan deze beschikking ten grondslag ligt. Daarover is uitgebreid gecorrespondeerd, maar [appellant] heeft deze niet ter beschikking gesteld. Een en ander was voor [B] aanleiding om, per e-mail van 22 december 2011, geen tijdelijke werkzaamheden meer aan te bieden.
(xiv) [appellant] heeft zijn werkzaamheden die hij tot 22 december 2011 verrichtte, voortgezet buiten medeweten van [B] . Deze is er eerst van op de hoogte gesteld in mei 2012. Daarop heeft [appellant] zijn werkzaamheden moeten staken. Hij heeft deze sindsdien niet meer hervat.
(xv) Blijkens een e-mail van [B] van 4 april 2013 hebben partijen weer afspraken gemaakt over ) hervatting van werkzaamheden.
Op 5 april 2013 heeft de bedrijfsarts laten weten dat een opbouw naar volledige hervatting van de werkzaamheden mogelijk was.
(xvi) Op 8 april 2013 heeft [appellant] GVB laten weten dat GVB, gelet op de jurisprudentie, gehouden is een passende functie voor [appellant] te creëren.
Op 10 april 2013 heeft [B] per e-mail meegedeeld dat een afgesproken detachering niet doorgaat, en dat zij zal laten weten wanneer andere tijdelijke werkzaamheden beschikbaar zijn.
(xvii) Op 12 april 2013 heeft de bedrijfsarts laten weten dat hij in verband met wijziging van medicatie ervan uitgaat dat de belastbaarheid van [appellant] weer zal verminderen. Op 23 april 2013 heeft de bedrijfsarts geconcludeerd dat de medische situatie van [appellant] niet was verbeterd, omdat de daarop gerichte behandeling niet is aangeslagen. De beperkingen in het functioneren van [appellant] , zoals al op 6 september 2010 vastgesteld, bleven gelden; op deze beperkingen is de laatste WAO-beschikking gebaseerd.
(xviii) Gelet op dit advies van de bedrijfsarts, heeft GVB vastgesteld dat er geen mogelijkheden zijn om [appellant] te herplaatsen; GVB heeft dit [appellant]
medegedeeld in een brief van 30 mei 2013.
(xix) Op 11 juni 2013 heeft GVB [appellant] laten weten dat een ontslagprocedure zou worden gestart. Op 9 juli 2013 is een aanvraag hij het UWV ingediend strekkende tot het verlenen van ontslagvergunning.
(xx) Het verzoek is gebaseerd op de omstandigheid dat [appellant] reeds twee jaar niet in staat is zijn functie van assistent lijnmanager metro uit te oefenen en niet te verwachten is dat daar verandering in komt binnen 26 weken. [appellant] heeft zich verweerd tegen dit verzoek.
(xxi) De voornoemde arbeidsdeskundige [A] heeft het UWV op 12 september 2013 bericht dat niet te verwachten valt dat [appellant] binnen 26 weken zijn functie kan hervatten. Volgens de arbeidsdeskundige kon het GVB wel aan [appellant] werk aanbieden uit de pool tijdelijk werk. Partijen zijn vervolgens door het UWV in staat gesteld te reageren. Beide partijen hebben dat gedaan.
(xxii) Op 19 november 2013 heeft het UWV besloten de ontslagvergunning te verlenen. [appellant] is vervolgens ontslagen bij brief van 27 november 2013 tegen 27 januari 2014.