3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
( a) [appellant] exploiteert een horecaonderneming in de vorm van een eenmanszaak.
( b) Tot Straks heeft een franchiseformule ontwikkeld voor de exploitatie van een horecabedrijf, gespecialiseerd in hamburgers, spareribs, pinchos en aanverwante producten, waarbij online maaltijden kunnen worden besteld die bij klanten thuis worden bezorgd.
( c) Tot Straks heeft in april 2014 aan (onder meer) [appellant] een aantal promotionele e-mails verstuurd om hem te interesseren voor de door Tot Straks ontwikkelde franchiseformule. In deze e-mails wordt onder meer de vraag gesteld “Wil jij minimaal € 1.000,- extra omzet per week?” en “Wil jij € 60.000,- extra omzet minimaal per jaar erbij?” Daarnaast wordt een franchisenemer geciteerd die zich positief over de franchiseformule uitlaat en onder meer zegt 25% meer omzet te hebben gegenereerd sinds de start van de franchise.
( d) [appellant] heeft vervolgens telefonisch contact opgenomen met Tot Straks, waarna deze bij e-mail van 8 april 2014 [appellant] de gemaakte afspraak voor een presentatie te [plaats] op 15 april 2014 heeft bevestigd. Onderaan deze e-mail is een promotionele tekst toegevoegd die vergelijkbaar is met de inhoud van de eerder verzonden promotionele e-mails. De afgesproken presentatie heeft plaatsgevonden.
( e) Op 23 april 2014 heeft [appellant] samen met zijn echtgenote het horecabedrijf van de franchisenemer van Tot Straks in Amsterdam, [A] , bezocht.
( f) [appellant] heeft op 13 mei 2014 met Tot Straks een op schrift gestelde franchiseovereenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten, kort gezegd voor het verzorgingsgebied [plaats] . Op 26 juni 2014 is [appellant] feitelijk begonnen.
( g) [appellant] heeft op 7 juli 2014 aan Tot Straks een e-mail verzonden met deze inhoud:
“(…) Na 30 dagen onafgebroken werken ben ik toe aan een vrije dag. Na bestudering van de omzet heb ik samen met [B] besloten om de woensdag aan te houden als vrije dag. Dit graag as woensdag al in laten gaan. Verder complimenten het concept draait als een trein (…)”
( h) Bij e-mail van 22 oktober 2014 heeft [appellant] Tot Straks het volgende meegedeeld:
(…) Vanwege de tegenvallende resultaten van Tot Straks wil ik met onmiddellijke ingang het contract met Tot Straks beëindigen. (…)”
( i) Bij e-mail van 23 oktober 2014 heeft Tot Straks [appellant] meegedeeld, samengevat, dat zij niet instemt met een beëindiging van de overeenkomst omdat sprake is van een betalingsachterstand, dat [appellant] daarom vast zit aan een overeenkomst van vijf jaar en dat Tot Straks de mogelijkheid heeft om de resterende termijnen van de overeengekomen franchisevergoeding/fee bij [appellant] in rekening te brengen.
( j) Na een bespreking op 30 oktober 2014 hebben partijen besloten om toch samen verder te gaan en hebben zij afspraken gemaakt over te verrichten extra (marketing) inspanningen door Tot Straks en over het inlopen van de betalingsachterstand van [appellant] bij Tot Straks.
( k) Bij e-mail van 12 november 2014 heeft Tot Straks [appellant] onder meer gesommeerd tot de betaling van betalingsachterstanden.
( l) Op 24 november 2014 heeft Tot Straks [appellant] per e-mail de ontvangst van een betaling bevestigd en een overzicht gegeven van de openstaande achterstanden.
( m) Bij e-mail van 28 november 2014 heeft Tot Straks [appellant] verteld dat alle achterstanden tot en met 30 november 2014 uiterlijk 2 december 2014 dienen te zijn voldaan en dat, als dat niet het geval is, de deurwaarder zal worden ingeschakeld.
( n) Bij e-mail van 2 december 2014 heeft Tot Straks [appellant] bericht dat hij de zaak aan de deurwaarder en de advocaat uit handen heeft gegeven.
( o) Bij brief van 8 december 2014 heeft de advocaat van [appellant] de overeenkomst vernietigd op grond van dwaling en aanspraak gemaakt op terugbetaling van een bedrag van € 4.993,27 ter zake van door [appellant] aan Tot Straks betaalde franchisetermijnen.
( p) Bij e-mail van 19 december 2014 heeft Tot Straks [appellant] onder meer gesommeerd om de betalingsachterstand tot en met december 2014 ad € 3.825,35 te voldoen, te vermeerderen met 10% contractuele boeterente.
( q) [appellant] heeft na verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland op 2 februari 2015 ten laste van Tot Straks conservatoir derdenbeslag doen leggen onder de Rabobank.
( r) In eerste aanleg vorderde [appellant] primair een verklaring voor recht dat hij de overeenkomst bij brief van 8 december 2014 rechtsgeldig (buitengerechtelijk) heeft vernietigd op grond van dwaling, dan wel alsnog vernietiging van de overeenkomst door de rechtbank wegens dwaling en veroordeling van Tot Straks tot terugbetaling van het haar door [appellant] onverschuldigd betaalde bedrag aan fees van € 4.993,27, alsmede een schadevergoeding van € 11.163,91. Subsidiair vorderde [appellant] een verklaring voor recht dat hij de overeenkomst bij brief van 22 oktober 2014 rechtsgeldig heeft ontbonden, dan wel alsnog ontbinding van de overeenkomst door de rechtbank op grond van artikel 6:265 BW en veroordeling van Tot Straks tot ongedaanmaking van hetgeen door [appellant] op grond van de overeenkomst aan Tot Straks is voldaan, althans tot terugbetaling van het haar door [appellant] onverschuldigd betaalde bedrag aan fees van € 4.993,27 en een schadevergoeding ad € 11.163,91. Meer subsidiair vorderde [appellant] een verklaring voor recht dat Tot Straks in strijd met de jegens [appellant] in acht te nemen zorgvuldigheid zowel onrechtmatig heeft gehandeld als toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst en veroordeling van Tot Straks tot betaling van schade bestaande uit fees ad € 4.993,27 en verdere schade ter grootte van € 11.163,91. Ten slotte vorderde [appellant] Tot Straks te veroordelen tot betaling van de beslagkosten ad € 562,17, de buitengerechtelijke kosten ad € 535,50 en de proceskosten, waaronder de nakosten.
In reconventie vorderde Tot Straks - samengevat - veroordeling van [appellant] tot betaling van € 8.088,17, met verdere rente, opheffing van de ten laste van Tot Straks gelegde beslagen en veroordeling van [appellant] tot betaling van € 562,85 vanwege bij Tot Straks in rekening gebrachte kosten voor de beslaglegging, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
( s) Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant] afgewezen, de geldvordering van Tot Straks toegewezen tot een bedrag van € 3.825,35, met contractuele rente, [appellant] veroordeeld tot opheffing van het door hem ten laste van Tot Straks gelegde beslag, het meer of anders gevorderde afgewezen en [appellant] zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten verwezen.
( t) Niet ter discussie staat dat de overeenkomst – afgezien van de vernietiging of de ontbinding ervan – inmiddels is geëindigd. Tijdens de pleidooien is namelijk door Tot Straks verklaard dat zij de opzegging van [appellant] van 22 oktober 2014 alsnog heeft geaccepteerd.