Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-706200-16 tegen
[verdachte]
,
geboren te [geboorteplaats] op [1981] ,
[adres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 november 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 februari 2016, te Amstelveen, althans in Nederland, een voorwerp, te weten geldbedragen ter hoogte van (in totaal) (ongeveer) 41.275 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
en/of
hij in of omstreeks de periode 3 februari 2016 tot en met 30 maart 2016, te Amsterdam, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten geldbedragen ter hoogte van (in totaal) (ongeveer) 41.275 euro, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten geldbedragen ter hoogte van (in totaal) (ongeveer) 41.275 euro, was, terwijl hij verdachte wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Vrijspraak
Verbalisanten hebben op 3 februari 2016 op diverse plekken in de woning van de verdachte in totaa € 54.175 aangetroffen. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het op deze wijze bewaren van een dergelijk groot bedrag in beginsel een witwasvermoeden oplevert, op grond waarvan een verklaring over de herkomst van dat geld van de verdachte mag worden verlangd. De verdachte heeft een dergelijke verklaring gegeven - kort gezegd, inhoudende dat het geld afkomstig is uit zijn winkels/werk - en hij heeft ter onderbouwing van zijn verklaring financiële stukken (bankafschriften en zijn administratie) overgelegd. Het hof leidt uit die stukken af dat de verdachte inderdaad over aanzienlijke geldbedragen kon beschikken. Daarnaast is in hoger beroep de boekhouder van de verdachte gehoord. Ook uit diens verklaring blijkt dat de verdachte een behoorlijk inkomen genoot uit zijn winkels. Bij die stand van zaken is het zonder nadere concrete aanwijzingen van een strafrechtelijk te duiden herkomst, naar het oordeel van het hof, aannemelijk dat de aangetroffen geldbedragen een legale herkomst hebben.
Het hof zal de verdachte derhalve, zoals ook is gevorderd door de advocaat-generaal en is bepleit door de raadsman, vrijspreken van het tenlastegelegde.
Beslag
In de woning van de verdachte is in totaal een geldbedrag van € 54.175 in beslag genomen. Een bedrag van € 10.000 bleek toe te behoren aan de zus van de verdachte en is inmiddels aan haar geretourneerd.
Het overige inbeslaggenomen geld is als volgt op de beslaglijst geregistreerd.
nummer 2: een bedrag van € 10.000 (het restant van goednummer 5131023)
nummer 3: een bedrag van € 6.050 (goednummer 5130996)
nummer 5: een bedrag van € 1.200 (goednummer 5130976)
nummer 6: een bedrag van € 17.000 (goednummer 5130977)
nummer 7: een bedrag van € 8.545 (goednummer 5130988).
Ten aanzien van het onder nummer 5 genoemde bedrag (€ 1.200) heeft de rechtbank bij vonnis van 7 maart 2017 de bewaring van die € 1.200 gelast ten behoeve van de rechthebbende, te weten [de vrouw van verdachte] . De rechtbank heeft voorts op diezelfde datum bij beschikking op een klaagschrift (16/6465) beslist dat een bedrag van € 1.200 aan [de vrouw van verdachte] toebehoort en heeft de teruggave van dat geldbedrag aan haar gelast. Nu tegen deze beschikking geen hoger beroep is ingesteld, is deze beslissing van de rechtbank inmiddels onherroepelijk. Het hof gaat er dan ook van uit dat op het onder nummer 5 op de beslaglijst vermelde geldbedrag geen beslag meer rust en dat het hof ter zake geen beslissing hoeft te nemen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedragen, te weten:
- een bedrag van € 10.000 (nummer 2 op de beslaglijst)
- een bedrag van € 6.050 (nummer 3 op de beslaglijst
- een bedrag van € 17.000 (nummer 6 op de beslaglijst)
- een bedrag van € 8.545 (nummer 7 op de beslaglijst).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. C.M. Degenaar en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 november 2017.
Mr. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: