Bij brief van 16 januari 2016 heeft de advocaat van [X] aan (onder
meer) CRI bericht dat hij zich op grond van zijn persoonlijkheidsrechten als bedoeld
in artikel 25 lid 1 onder c en d van de Auteurswet verzet tegen realisatie van de
onder 3.1.6 en 3.1.7 bedoelde plannen, en heeft hij verzocht hem uit te nodigen voor een bespreking met als inzet betrokkenheid van [A&X] bij de vormgeving van de
voorgenomen transformatie. In de brief staat onder meer het volgende.
(...) Het persbericht is geïllustreerd met kennelijk door Architectenbureau [Z] geproduceerde, reeds zeer gedetailleerde schetsen van het aangezicht van het pand na de transformatie. Deze laten zien dat de transformatie een uiterst radicaal karakter heeft. Van de baksteenkleurige buitenkant en de kenmerkende, organische bouwstijlelementen van het huidige pand zal niets overblijven. Daarvoor in de plaats komt een wit, neoclassicistisch aandoend bouwwerk met uitsluitend rechte hoeken en ramen, derhalve gedomineerd door horizontale en verticale lijnen en vlakken. Het contrast met de bestaande vormgeving had niet sterker kunnen zijn. De architectonische “handtekening” van [A&X] op het pand zal hiermee, indien de voorgenomen plannen worden gerealiseerd, volledig en voorgoed zijn uitgewist.
Het ongenoegen van cliënte wordt niet zozeer veroorzaakt door het gegeven dat het pand een andere bestemming zal krijgen en daartoe aanpassing behoeft, maar door het feit dat zij op geen enkele wijze, noch door eigenaar CRI, noch door de Gemeente of de aangetrokken architect van deze transformatieplannen op de hoogte is gesteld en uitgenodigd om hierover mee te denken. Dat is spijtig. Naar het inzicht van cliënte zou de doelstelling van het transformatieplan immers zeer wel kunnen worden bereikt met handhaving van de bestaande architectonische signatuur van het pand (...)